ECLI:NL:RBDHA:2025:19137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.32766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en de verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Azerbeidzjaanse vrouw, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Eiseres stelt dat haar echtgenoot in Polen verblijft en dat zij bij hem wil zijn. De rechtbank concludeert dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft haar aanvraag op 10 maart 2025 ingediend, maar Slowakije heeft eerder een claimverzoek van Nederland afgewezen omdat er onvoldoende informatie was over de echtgenoot. De rechtbank oordeelt dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres bij overdracht aan Slowakije een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie strijdige behandeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit, waarbij eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.32766

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Terpstra),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 17 juli 2025 (het bestreden besluit), waarbij verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) niet in behandeling heeft genomen omdat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL25.32767, op 17 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, R. Rahim Ali als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1985 en heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit. Zij heeft haar asielaanvraag in Nederland op 10 maart 2025 ingediend.
2.2
Uit onderzoek in EU-VIS is gebleken dat Slowakije op 17 februari 2025 aan eiseres een Schengenvisum heeft verleend met een geldigheidsduur van 24 februari 2025 tot en met 23 maart 2025. Op 17 april 2025 heeft Nederland aan Slowakije verzocht om eiseres over te nemen op grond van artikel 12, tweede of derde lid, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Op 12 mei 2025 heeft Slowakije dit overnameverzoek geweigerd. Op 27 mei 2025 heeft Nederland een verzoek om heroverweging naar Slowakije verzonden. Op 9 juni 2025 heeft Slowakije het overnameverzoek alsnog aanvaard op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening.
2.3
Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres met toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 niet in behandeling genomen, omdat Slowakije op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verweerder stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij overdracht aan Slowakije een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie strijdige behandeling. Ook heeft eiseres volgens verweerder geen andere redenen aannemelijk gemaakt die aanleiding geven om haar asielaanvraag in Nederland te behandelen.

De beroepsgronden

3. Eiseres voert aan dat er sprake is geweest van een onjuiste en onzorgvuldige claimprocedure. Slowakije heeft het eerste claimverzoek afgewezen wegens het ontbreken van voldoende informatie over de in Polen verblijvende echtgenoot van eiseres. Verweerder heeft vervolgens, zonder navraag te doen bij eiseres over haar echtgenoot, een nieuw claimverzoek ingediend bij Slowakije. Dat is onzorgvuldig; verweerder had contact moeten opnemen met eiseres om meer informatie aan haar te vragen. Daarnaast heeft verweerder ook nog eens onvolledige en onjuiste informatie verstrekt aan Slowakije. Door zo te handelen beschikte verweerder niet over alle relevante informatie en heeft hij Slowakije onvoldoende en onjuist geïnformeerd. Bovendien komt verweerder in het heroverwegingsverzoek heel sturend over, alsof hij Slowakije wilde dwingen het verzoek te accepteren zonder eerst contact te hoeven opnemen met Polen. Verweerder heeft gezien het voorgaande in strijd gehandeld met de Dublinverordening, waarin is vastgelegd dat het behoud van gezinsbanden (op grond van artikelen 9 en 10) voorafgaat aan artikel 12 van de Dublinverordening. Eiseres moet nu een procedure voeren tegen een Dublinoverdracht naar Slowakije, terwijl zij wil worden overgedragen aan Polen zodat zij bij haar echtgenoot kan zijn.

Het oordeel van de rechtbank

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat Nederland (in eerste instantie) belast is het met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat. In dit geval is één van de volgende twee lidstaten (in beginsel) verantwoordelijk: Polen, op grond van artikelen 9 of 10 van de Dublinverordening, zoals eiseres stelt, of Slowakije, op grond van artikel 12 van de Dublinverordening, zoals verweerder stelt. Om te kunnen bepalen welke van deze twee lidstaten verantwoordelijk is, diende verweerder te beoordelen of eiseres aan de voorwaarden van artikelen 9 of 10 van de Dublinverordening voldoet. Op eiseres rust de last om directe en indirecte bewijzen aan te dragen waaruit blijkt dat er zich in haar geval een situatie als bedoeld in artikel 9 of 10 van de Dublinverordening voordoet.
4.2.
Verweerder heeft op 30 maart 2025 een persoonlijk onderhoud als bedoeld in artikel 5 van de Dublinverordening (hierna: gehoor) met eiseres gehouden. Tijdens dat gehoor heeft eiseres verklaard dat zij gehuwd is en dat haar echtgenoot in Polen verblijft. Desgevraagd heeft eiseres echter niet kunnen verklaren wat de achternaam van haar echtgenoot is en ook niet of hij in Polen een verblijfsvergunning heeft. Eiseres heeft tijdens dit gehoor ook geen documenten overgelegd die haar gestelde huwelijk/relatie onderbouwen. Na dit gehoor heeft eiseres geen correcties of aanvullingen en ook geen documenten ingediend.
4.3.
Op 17 april 2025 heeft verweerder een claimverzoek bij Slowakije ingediend op grond van 12 van de Dublinverordening. Daarin heeft verweerder, onder punt 25 van het standaardformulier, de door eiseres tijdens het gehoor verstrekte informatie over haar gestelde echtgenoot in Polen opgenomen. Op 12 mei 2025 heeft Slowakije dit claimverzoek afgewezen, omdat Polen mogelijk de verantwoordelijke lidstaat is op grond van artikel 9 of 10 van de Dublinverordening en er niet is gebleken dat er een Dublinprocedure voor Polen is doorlopen. Verder heeft Slowakije vermeld dat in geval van een bezwaar omdat Polen niet verantwoordelijk is volgens artikel 9 of 10 van de Dublinverordening, het besluit zal worden heroverwogen. Vervolgens heeft verweerder op 27 mei 2025 een heroverwegingsverzoek gestuurd naar Slowakije. Daarin heeft verweerder verduidelijkt dat het slechts gaat om de ‘gestelde’ echtgenoot van eiseres. Verder heeft verweerder daarin vermeld dat eiseres geen bewijs of andere documenten van het huwelijk heeft overgelegd en dat hij daarom, mede gezien de verklaringen van eiseres, niet aanneemt dat zij partners als bedoeld in artikel 2, onder g, van de Dublinverordening zijn. Om die reden zijn artikelen 9 en 10 van de Dublinverordening niet van toepassing en bestaat er geen reden om een claimverzoek bij Polen in te dienen, aldus verweerder in het heroverwegingsverzoek. Op 9 juni 2025 heeft Slowakije het claimverzoek alsnog aanvaard.
4.4.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder voorafgaand aan het heroverwegingsverzoek nadere informatie bij haar had moeten inwinnen. Verweerder had eiseres niet al te lang daarvoor (ongeveer 2 maanden) nog gehoord, en haar daarbij de gelegenheid gegeven om alle relevante informatie over de echtgenoot te verstrekken, en eiseres heeft nadien geen documenten of andere informatie aan verweerder meer verstrekt, terwijl het naar het oordeel van de rechtbank wel op de weg van eiseres lag om dat te doen als zij in het bezit was van relevante (nieuwe) informatie over haar gestelde echtgenoot. Gelet hierop heeft verweerder zich bij het heroverwegingsverzoek kunnen baseren op de informatie waarover hij op grond van het gehoor met eiseres beschikte.
4.5.
In het heroverwegingsverzoek heeft verweerder juist vermeld dat eiseres (tot dan toe) geen bewijs of andere documenten van haar gestelde huwelijk heeft overgelegd. Reeds vanwege het ontbreken van elk bewijs betreffende het huwelijk/de relatie heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het heroverwegingsverzoek terecht gesteld dat niet kan worden aangenomen dat zij partners(/gezinsleden) zijn in de zin van artikel 2, onder g, van de Dublinverordening en dat daarom artikelen 9 en 10 van de Dublinverordening in dit geval niet van toepassing zijn. Het ontbreken van bewijsstukken betreffende het huwelijk/de relatie is in dit geval van doorslaggevend belang. Het heroverwegingsverzoek bevat daarnaast ook (delen van) verklaringen die eiseres tijdens het gehoor heeft gegeven, maar die zij bij gebreke van bewijsstukken van minder/ondergeschikt belang. Bovendien volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat haar verklaringen in het heroverwegingsverzoek onjuist zijn weergegeven; tijdens het gehoor heeft eiseres immers gezegd dat zij relatieproblemen hebben en dat zij de tweede vrouw van haar echtgenoot is en kon eiseres de achternaam van haar gestelde echtgenoot niet noemen en ook geen duidelijkheid verschaffen over zijn verblijfsstatus in Polen.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder voorafgaand aan het heroverwegingsverzoek geen navraag hoefde te doen bij eiseres, dat verweerder in het heroverwegingsverzoek een juiste beoordeling heeft verricht ten aanzien van de artikelen 9 en 10 van de Dublinverordening en dat de daarin vermelde overige informatie niet onjuist is. Overigens geldt dat niet is gebleken dat eiseres ten tijde van het heroverwegingsverzoek beschikte over bewijsstukken die zij had kunnen inbrengen, zodat niet valt in te zien dat het eiseres veel soelaas had geboden als verweerder wel navraag bij haar had gedaan voorafgaand aan het heroverwegingsverzoek.
4.7.
Gelet op het voorgaande bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder in het kader van de claimprocedure onzorgvuldig heeft gehandeld en Slowakije onjuist of onvolledig heeft voorgelicht of op het verkeerde been heeft gezet. Slowakije heeft naar het oordeel van de rechtbank een voldoende geïnformeerd besluit kunnen nemen op het claimverzoek van verweerder. Er is gelet op het voorgaande ook geen sprake van dat verweerder een claimverzoek had moeten indienen bij Polen, in plaats van een heroverwegingsverzoek bij Slowakije.
4.8.
In het bestreden besluit van 17 juli 2025 heeft verweerder nogmaals beoordeeld of eiseres voldoet aan artikelen 9 of 10 van de Dublinverordening. Op dat moment had eiseres echter, ondanks de aankondiging daartoe in de zienswijze van 26 juni 2025, nog steeds geen bewijsstukken betreffende het huwelijk/de relatie overgelegd. Reeds hierom heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank ook in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan artikel 9 of 10 van de Dublinverordening.
4.9.
Eerst in de beroepsfase heeft eiseres enkele stukken ter onderbouwing van het huwelijk/de relatie ingediend. Het betreft een foto van een huwelijksakte en twee foto’s waarop eiseres en haar gestelde echtgenoot samen te zien zouden zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ter zitting terecht gesteld dat eiseres ook hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat wordt voldaan aan artikel 9 of 10 van de Dublinverordening. De (gefotografeerde) huwelijksakte blijkt te zien op een in Azerbeidzjan gesloten religieus huwelijk, hetgeen geen door de Nederlandse wet erkende huwelijkse verbintenis is, en de twee foto’s van eiseres en haar gestelde echtgenoot samen zijn onvoldoende om te oordelen dat er sprake is van een duurzame relatie. Hiermee heeft eiseres dus niet alsnog aannemelijk gemaakt dat zij gezinsleden zijn als bedoeld in artikel 2, onder g, van de Dublinverordening, hetgeen één van de voorwaarden is van artikelen 9 en 10 van de Dublinverordening. Bovendien geldt dat eiseres niet heeft gesteld, laat staan aannemelijk heeft gemaakt, dat haar gestelde echtgenoot in Polen internationale bescherming geniet dan wel een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan, hetgeen eveneens vereist is voor een geslaagd beroep op artikel 9 respectievelijk artikel 10 van de Dublinverordening.
4.10.
De onder 3. weergegeven beroepsgronden slagen gezien het voorgaande niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.