ECLI:NL:RBDHA:2025:19077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.27339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser met betrekking tot vrees voor vervolging en militaire dienstplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2025, wordt het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die op 17 oktober 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 12 juni 2025 een afwijzing van de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelt dat de vrees van de eiser voor vervolging in Turkije, vanwege het lidmaatschap van zijn vader bij de HDP, niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank stelt vast dat er geen negatieve aandacht van de autoriteiten voor de eiser is en dat zijn vrees voor de dienstplicht niet gegrond is, aangezien hij de dienstplichtige leeftijd van 20 jaar nog niet heeft bereikt. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning op basis van artikel 8 EVRM, omdat er geen hechte persoonlijke banden zijn aangetoond. De uitspraak wordt gedaan door mr. B. van Dokkum, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.J. Roks.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27339

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van der Burg).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 17 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 juni 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.3
Eiser heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2007. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Zijn vader was in Turkije lid van de HDP en is het land ontvlucht omdat hij werd gezocht. In de periode daarna is een aantal huiszoekingen geweest bij eiser en zijn moeder thuis. Daarnaast heeft eiser discriminatie ervaren als Koerd en vreest hij bij terugkeer de dienstplicht te moeten vervullen en dan te moeten vechten tegen andere Koerden.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
het HDP-lidmaatschap van eisers vader en de daardoor ontstane problemen.
Verweerder heeft ook de door eiser gestelde vrees voor de dienstplicht beoordeeld in de bestreden besluitvorming.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, net als zijn problemen vanwege het HDP-lidmaatschap van zijn vader. Hieruit volgt echter niet dat eiser bij terugkeer problemen zou ondervinden, omdat niet aannemelijk is dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Ook eisers vrees voor de dienstplicht is geen reden om zijn asielaanvraag in te willigen, omdat eiser de dienstplicht af kan kopen en daarbij onwaarschijnlijk is dat hij ingezet wordt om tegen Koerden te vechten. De discriminatie die eiser heeft meegemaakt, is niet zo ernstig dat deze vervolging oplevert. Eiser heeft daarom geen gegronde vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [2] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Ook krijgt eiser geen reguliere verblijfsvergunning om bij zijn familieleden in Nederland te verblijven, omdat hij met hen geen familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan in beroep. Eiser loopt bij terugkeer risico om door de Turkse autoriteiten vervolgd te worden, omdat hij in het buitenland is geweest, hier asiel heeft aangevraagd en zich heeft onttrokken aan de dienstplicht. Dat er al een tijd geen huiszoeking meer is geweest en hij langere tijd geen hinder van de autoriteiten heeft ondervonden, wil nog niet zeggen dat hij niet heeft te vrezen vanwege de politieke achtergrond van zijn vader. Verweerder heeft in de beoordeling van dit risico ten onrechte alleen gekeken naar wat zich voor eisers vertrek heeft afgespeeld. Eiser verwijst in dit kader naar een brief van Vluchtelingenwerk Nederland waarin wordt ingegaan op de behandeling van Koerden in het leger, de inzet van Koerdische dienstplichtigen in Zuidoost-Turkije en discriminatoire bestraffing van Koerdische dienstweigeraars. Uit die landeninformatie volgt dat eiser als dienstplichtige te maken kan krijgen met anti-Koerdisch geweld, kan worden ingezet om te vechten tegen de PKK en buitenproportioneel bestraft kan worden vanwege zijn etniciteit en de politieke activiteiten van zijn vader. Verweerder heeft tot slot nagelaten te beoordelen of eiser een reguliere verblijfsvergunning moet krijgen omdat hij privéleven heeft opgebouwd in Nederland.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Vrees vanwege HDP lidmaatschap vader
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden geconcludeerd heeft dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bij terugkeer naar Turkije een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt vanwege het HDP lidmaatschap van zijn vader. In dit kader mocht aan eiser worden tegengeworpen dat negatieve aandacht van de autoriteiten voor eiser niet aannemelijk is, nu bij de huiszoekingen, die voor het laatst in 2019/2020 plaatsvonden, enkel gevraagd is naar zijn vader en eiser daarbij ongemoeid is gelaten. Eiser heeft sinds deze huiszoeking geen problemen meer ondervonden in Turkije vanwege zijn vader die momenteel ook in het buitenland verblijft. Ook mocht worden tegengeworpen dat eiser tot en met drie maanden voor de legale uitreis in 2023 in de ouderlijke woning heeft verbleven en niet nogmaals is opgezocht. Naast de legale uitreis in 2023, heeft eiser in 2022 een identiteitskaart en in 2023 ook een paspoort verkregen van de Turkse autoriteiten en daarbij ook geen problemen met of negatieve belangstelling van de autoriteiten ondervonden. Ook mocht verweerder tegenwerpen dat de Turkse autoriteiten niet op de hoogte zijn van het feit dat eiser een asielaanvraag in Nederland heeft gedaan en dat dit ook niet zal worden medegedeeld. De beroepsgronden slagen niet.
Vrees vanwege de militaire dienstplicht
6.2
Eiser is (nog) niet opgeroepen om in militaire dienst te treden. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser de militaire dienstplicht, als hij daar in de toekomst voor zou worden opgeroepen, niet wil vervullen en bang is voor bestraffing hiervoor dan wel voor een slechte behandeling tijdens het vervullen van zijn dienstplicht, onvoldoende is om een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aannemelijk te achten. Zo heeft verweerder mogen tegenwerpen dat negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten vanwege de dienstplicht al niet aannemelijk is gemaakt, omdat eiser momenteel 18 jaar is en uit algemene landeninformatie [4] over Turkije blijkt dat de dienstplicht in Turkije pas geldt vanaf de leeftijd van 20 jaar. Uit de daaropvolgende updates [5] van het Algemeen Ambtsbericht Turkije blijkt niet van wijziging van de dienstplichtige leeftijd. Niet gebleken is dat eiser – in afwijking van deze landeninformatie – niettemin is opgeroepen voor dienstplicht of anderszins te vrezen heeft voor rekrutering voor het Turkse leger. Eiser heeft bovendien, wat er ook zijn van zijn overige gronden over de dienstplicht, niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk zal zijn om zijn dienstplicht, wanneer hij in de toekomst wordt opgeroepen, af te kopen. De beroepsgronden slagen niet.
Ambtshalve reguliere verblijfsvergunning artikel 8 EVRM
6.3
Tot slot heeft verweerder op goede gronden geen reguliere verblijfsvergunning aan eiser verleend vanwege het recht op familieleven onder artikel 8 EVRM, nu niet aannemelijk gemaakt is dat tussen eiser en zijn tante in Nederland sprake is van hechte, persoonlijke banden of anderszins beschermwaardig familieleven in de zin van artikel 8 EVRM. Ook voor het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning vanwege het recht op privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM heeft verweerder in dit geval geen aanleiding hoeven zien. Verweerder heeft dit in dit kader mogen tegenwerpen dat dit privéleven, zoals de stelling ter zitting dat eiser inmiddels een vriendin in Nederland zou hebben, niet met argumenten of bewijsmiddelen is onderbouwd. Daarbij komt dat dergelijk privéleven is opgebouwd tijdens illegaal c.q. procedureel rechtmatig verblijf en daarmee, ook indien dit aannemelijk gemaakt zou zijn, altijd precair is geweest. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser heeft mogen afwijzen als ongegrond. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De verzenddatum van deze uitspraak ziet u hierboven vermeld staan.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie het Thematisch Ambtsbericht Turkije: Dienstplicht van juli 2019 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, pagina 8.
5.Zie de Algemene Ambtsberichten Turkije van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van maart 2021, maart 2022, augustus 2023 en februari 2025.