Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een V-nummer heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft tweemaal de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die het noodzakelijk maken om voorbij te gaan aan de indieningsvereisten. Dit betreft een cluster van zaken waarin communicatie met verzoekers moeilijk is en er aanwijzingen zijn voor misbruik van recht. Verzoeker heeft niet duidelijk gemaakt welke voorlopige voorziening hij vraagt, maar het verzoek lijkt te zijn gericht op het opschorten van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat inhoudt dat hij moet terugkeren naar Turkije.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep op het associatierecht tussen de EU en Turkije en dat zijn verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Het bezwaar tegen het primaire besluit is ongegrond verklaard, en het verzoek om voorlopige voorziening is niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van connexiteit. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.