Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
aan een mediation deel te nemen. Laat duidelijk zijn dat dit uitsluitend gebeurt op basis van vrijwilligheid, wederzijds respect en met de intentie tot een eerlijke oplossing. Ik zal onder geen beding akkoord gaan met vooraf opgelegde voorwaarden, zoals het zonder meer aanpassen of openbreken of zelf vernietigen van het convenant, enkel omdat uw cliënt dit wenst.
. Zoals eerder gemeld wens en mag ik geen direct contact met uw cliënt hebben. De verantwoordelijkheid voor planning en communicatie ligt daarom bij u. Indien binnen deze termijn geen passende reactie volgt, beschouw ik dat als weigering tot overleg en behoud ik mij het recht voor om zelf verdere stappen te ondernemen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
waardevan de woning zoals bedoeld in artikel 3:196 lid 1 BW. Het rentevoordeel heeft namelijk geen invloed op de waarde van de woning, althans dat stelt [partij B] niet. Het rentevoordeel is ook geen ‘goed’ of ‘schuld’ in de zin van artikel 3:196 lid 1 BW. Van dwaling over de waarde van het rentevoordeel kan dus ook geen sprake zijn. Bovendien is in het convenant expliciet opgenomen dat [partij A] het recht heeft om de gunstige hypotheekvoorwaarden over te nemen, zonder dat zij daarvoor aan [partij B] een vergoeding is verschuldigd. Uit de tekst van het convenant blijkt dus dat wel rekening is gehouden met het rentevoordeel. Dat [partij B] niet goed op de hoogte was van de inhoud en de gevolgen van het convenant, komt in beginsel voor zijn eigen rekening. Als [partij B] vragen had over de tekst van het convenant, had hij advies kunnen inwinnen bij de mediator of een derde. Het is dus niet aannemelijk dat het beroep van [partij B] op artikel 3:196 lid 1 BW zal slagen.
5.De beslissing
,en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025