ECLI:NL:RBDHA:2025:1898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/3065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen raadsbesluit niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan besluitvorming

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland. De zaak betreft een bezwaar van de eiser tegen een raadsbesluit van 25 oktober 2023, waarin de raad instemde met een voorstel van het college om opvang en flexwoningen te realiseren in de gemeente. Eiser stelde dat het raadsbesluit een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat er een hoorplicht geschonden was. Het college had het bezwaar van eiser echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het raadsbesluit niet gericht was op rechtsgevolg.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 januari 2025 en oordeelde dat het raadsbesluit inderdaad geen besluit is in de zin van de Awb. De rechtbank concludeerde dat het raadsbesluit een politiek-bestuurlijke stellingname is en niet gericht is op het creëren van rechten of verplichtingen voor de eiser. Hierdoor was er geen mogelijkheid voor bezwaar of beroep. De rechtbank oordeelde ook dat de hoorplicht niet geschonden was, omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank benadrukte het belang van goede communicatie tussen de gemeente en betrokken burgers, maar concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3065

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland, het college
(gemachtigden: mr. J.E. van der Holst. A. Salah en drs. M.A.I. Born).

Inleiding

1. Op 25 oktober 2023 heeft de raad van de gemeente Midden-Delfland ingestemd met het voorstel van het college van burgemeester en wethouders om in [plaatsnaam] opvang en flexwoningen te realiseren.
1.1.
Met het bestreden besluit van 5 maart 2024 heeft het college [1] het door eiser daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam] en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
2. Op 14 november 2022 heeft de raad van gemeente Midden-Delfland het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de haalbaarheid van het realiseren van een opvanglocatie voor vluchtelingen, inclusief eventuele mogelijkheden voor lokale woningzoekenden. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college voorgesteld om in de [gebied] in [plaatsnaam] zowel opvang voor vluchtelingen als flexwoningen voor lokale groepen te realiseren. De raad heeft tijdens de raadsvergadering van 25 oktober 2023 met dit voorstel ingestemd.
2.1.
Eiser heeft – net als 145 anderen – bezwaar gemaakt tegen dit raadsbesluit. Het bezwaar van eiser is door het college niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake zou zijn van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zodat daartegen geen beroep en dus ook geen bezwaar openstaat.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt dat het raadsbesluit wel kan worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Hij voert daartoe aan dat de raad door in te stemmen met het voorstel van het college een rechtsgevolg heeft beoogd, namelijk (onder meer) de totstandkoming van de bestuursovereenkomst met het Centraal Orgaan Asielopvang (COA). Daarnaast vindt eiser dat er ten onrechte geen hoorzitting heeft plaatsgevonden tijdens de bezwaarprocedure.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4.1.
Bij beantwoording van de vraag of een beslissing een besluit is, is bepalend of die beslissing is gericht op een rechtsgevolg. Dat is het geval als een bestuursorgaan een verandering beoogt in een bevoegdheid, recht, verplichting of status van een persoon of zaak. Van een op rechtsgevolg gerichte beslissing is verder sprake als een bestuursorgaan beoogt een bevoegdheid, recht, verplichting of status van een (rechts)persoon of zaak bindend vast te stellen. [2]
4.2.
De raad heeft ingestemd met het voorstel van het college om in de [gebied] in [plaatsnaam] een opvanglocatie en een aantal flexwoningen te realiseren. Daarbij heeft de raad het college randvoorwaarden meegegeven voor de realisatie en bekostiging van deze plannen. Daarmee kan het raadsbesluit worden geduid als een politiek-bestuurlijke stellingname. Deze stellingname is nodig binnen de gemeentelijke politieke verhoudingen omdat verweerder politiek draagvlak nodig heeft om plannen zoals deze uit te voeren. Hoewel het raadsbesluit daarmee verschillende feitelijke gevolgen heeft, heeft het geen directe zelfstandige
rechtsgevolgen. Het raadsbesluit is er immers niet op gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer personen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel een juridische staat van een (rechts)persoon of een zaak vast te stellen. Het is ook niet dat met dat besluit de juridische bevoegdheid van verweerder ontstaat.
Aan de totstandkoming van de door eiser genoemde bestuursovereenkomst ligt een privaatrechtelijke rechtshandeling van verweerder ten grondslag die is gericht op rechtsgevolg, maar deze kan niet worden aangemerkt als rechtsgevolg van het raadsbesluit. Voor wat betreft de publiekrechtelijke rechtshandeling geldt dat pas wanneer een besluit wordt genomen dat in samenhang met de keuze voor de [gebied] rechten of verplichtingen van een of meer personen wijzigt, sprake is van een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit met rechtsgevolg. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een (wijziging van een) bestemmingsplan met betrekking tot de locatie of bij het verlenen van vergunningen, zoals een omgevingsvergunning, voor de bouw van de opvanglocatie en flexwoningen. Een andere opvatting zou betekenen dat tegen elke goedkeuring van plannen van verweerder door de raad, bestuursrechtelijke rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Dit past niet binnen het staatsbestel zoals dat in de wet is vastgelegd. Bovendien bevatten dergelijke plannen vaak nog een ruime beoordelingsmarge of meerdere alternatieven die door verweerder verder ingevuld moeten worden.
4.3.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het raadsbesluit geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb waartegen bezwaar of beroep openstaat. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de inhoudelijke behandeling van de overige beroepsgronden.
4.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. Van het horen in de bezwaarprocedure mag worden afgezien bij een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar. [3] Het horen is erop gericht om nadere informatie te krijgen, zodat het college over alle feiten en omstandigheden beschikt om een besluit op het bezwaar te kunnen nemen. De rechtbank overweegt dat er in dit geval geen aanleiding was om eiser over zijn ingediende bezwaren te horen omdat geen sprake was van een besluit waartegen bezwaar openstaat en hierover, gelet op hetgeen is aangevoerd in bezwaar, geen twijfel bestond. Gelet hierop heeft de bezwaarschriftencommissie mogen afzien van het horen van eiser in de bezwaarfase.
4.5.
Eiser gaf op de zitting aan dat hij vanuit de gemeente communicatie heeft gemist over het (afzien van het) horen en het verloop van de bezwaarprocedure in zijn geheel. Hoewel de rechtbank hierin geen aanleiding ziet om in dit geval te spreken van een onzorgvuldige procedure, wil zij wel het belang benadrukken van goede communicatie tussen eiser en andere betrokken burgers enerzijds en de gemeente anderzijds. Het is voor de betrokkenen van belang om te weten wat er speelt in de gemeente zodat zij weloverwogen hun belangen kunnen behartigen. Daarnaast dragen heldere en tijdige communicatie in combinatie met transparante procedures bij aan het creëren van draagvlak voor en het versterken van vertrouwen in bestuurlijke keuzes. De realisatie van de opvanglocatie is een langdurig en maatschappelijk gevoelig proces waarin nog vele stappen gezet moeten worden. Beide partijen dienen zich daarbij in te zetten voor een constructieve en effectieve manier van communiceren met elkaar.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.D. Timmermans, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De raad heeft de bevoegdheid om de bezwaren tegen het raadsbesluit van 25 oktober 2023 te behandelen overgedragen aan het college. Dit geldt ook voor de behandeling in beroep.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 december 2024, ECLI:RVS:2024:5136.
3.Artikel 7:13, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 7:3, onder a, van die wet.