ECLI:NL:RBDHA:2025:18975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/691348 / KG ZA 25-894
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van ontslagbesluit van bestuursleden van de Kunstenbond

In deze zaak vorderen eisers, voormalige bestuursleden van de Kunstenbond, de vernietiging of schorsing van het ontslagbesluit van de Ledenraad van de Kunstenbond, genomen op 28 juli 2025. De eisers stellen dat er formele en materiële gebreken zijn bij de totstandkoming van het ontslagbesluit, en dat het besluit in strijd is met de statuten van de Kunstenbond en met de redelijkheid en billijkheid. De Kunstenbond heeft het ontslag van eisers gemotiveerd met de stelling dat er onoverbrugbare verschillen van inzicht zijn ontstaan binnen het bestuur, wat een effectieve samenwerking in de weg staat. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen, omdat niet is gebleken van evidente gebreken in de besluitvorming. De rechter oordeelt dat de Ledenraad in redelijkheid tot het ontslagbesluit heeft kunnen komen en dat de eisers voldoende gelegenheid hebben gehad om hun standpunt te verwoorden. De vordering tot afgifte van stukken en de vordering om de Ledenraad te informeren over de vernietiging of schorsing van het ontslagbesluit zijn eveneens afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de Kunstenbond.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/691348 / KG ZA 25-894
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2025
in de zaak van

1.[eiser] en

2.
[eiseres],
eisers,
woonplaats gekozen hebbend ten kantore van hun advocaat mr. G. Hagens te Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland),
tegen:
KUNSTENBONDte Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S.J. Altena te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’, ‘ [eiseres] ’ en ‘de Kunstenbond’. Eisers gezamenlijk blijven aangeduid als ‘eisers’.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 22 september 2025, met producties 1 tot en met 18;
- de door eisers overgelegde producties A tot en met D;
- de door de Kunstenbond ingediende conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 23;
- de door de Kunstenbond overgelegde producties 24 tot en met 26.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 2 oktober 2025 Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van eisers het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. Deze maken deel uit van het dossier.
1.3.
Tijdens de zitting is de datum voor het wijzen van vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De Kunstenbond is een vakbond voor alle werkenden in de culturele of creatieve sector, die zowel collectieve als individuele belangen behartigt. De Kunstenbond wordt bestuurd door het bestuur. Verder kent de Kunstenbond een Ledenraad, bestaande uit afgevaardigden uit de vakgroepen Muziek/Ntb (Nederlandse Toonkunstenaarsbond), Theater en Dans, Beeldend, Kunsteducatie en DAMD (Dutch Animation and Motion Design). Iedere vakgroep wordt geleid door een vakgroepsbestuur. Ook heeft de Kunstenbond een werkorganisatie, die is belast met voorbereidende en uitvoerende taken en die onder leiding staat van een directeur, hierna ‘de directeur’.
2.2.
Op grond van de artikelen 11.3 en 12.2 van de Statuten van de Kunstenbond worden de bestuurders benoemd, geschorst of ontslagen door de Ledenraad. Benoeming vindt plaats met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde profielschets, na een bindende voordracht door de vakgroepbesturen, waarbij de vakgroep Muziek/Ntb twee bestuursleden voordraagt. De bestuursleden worden vervolgens in beginsel overeenkomstig die voordracht door de Ledenraad benoemd.
2.3.
In artikel 40 van de Statuten van de Kunstenbond is bepaald dat het bestuur is belast met het opstellen van de begroting. De werkorganisatie van de Kunstenbond dient ervoor te zorgen dat de werkzaamheden binnen die begroting worden uitgevoerd. Een overschrijding van de begroting wordt gemeld aan het bestuur en een overschrijding van de begroting van meer dan dertig procent moet op grond van artikel 8 lid 4 van het Huishoudelijk Reglement door het bestuur worden gemeld aan de Ledenraad.
2.4.
Met ingang van 1 januari 2026 wordt een nieuwe governancestructuur van kracht binnen de Kunstenbond. In die nieuwe structuur komt de statutaire rol van de vakgroepen te vervallen en kunnen leden met dezelfde beroepsdiscipline of andere overeenkomsten zich verenigen in bondgroepen of projectgroepen. Het voorgaande betekent dat bestuurders niet langer na een bindende voordracht door de vakgroepen worden benoemd, maar dat de Ledenraad voor elke vacature in het bestuur een benoemingsadviescommissie zal instellen, die de Ledenraad adviseert over de te benoemen kandidaat.
2.5.
Het bestuur van de Kunstenbond bestaat op dit moment uit [naam 1] (voorzitter), [naam 2] (penningmeester), [naam 3] (secretaris) en [naam 4] (bestuurslid). Tot 28 juli 2025 waren ook eisers lid van het bestuur van de Kunstenbond. Eisers zijn benoemd na een voordracht vanuit de vakgroep Muziek/Ntb.
2.6.
Tijdens een bestuursvergadering op 13 mei 2025 hebben het bestuur van de Kunstenbond en de directeur gesproken over de concept-jaarrekening van de Kunstenbond over 2024 (hierna ‘de concept-jaarrekening’). In de concept-jaarrekening zijn een negatief exploitatieresultaat van € 1.107.637,-- en een negatief totaalresultaat van € 534.395,-- vermeld, terwijl daarvoor in de begroting respectievelijk bedragen van € 502.133,-- negatief en € 303.000,-- negatief waren opgenomen.
2.7.
Eisers konden zich in de inhoud en de totstandkoming van de concept-jaarrekening niet vinden, met name vanwege de forse kostenoverschrijding, die in de visie van eisers meer dan dertig procent ten opzichte van de begroting bedroeg. Eisers hebben daarom geweigerd om het document voor akkoord te ondertekenen. Zij hebben hun bezwaren tegen de (gang van zaken rond de) concept-jaarrekening in diverse memo’s en e-mailberichten aan (de overige leden van) het bestuur kenbaar gemaakt.
2.8.
In een memorandum van 15 mei 2025 heeft de directeur aan het bestuur van de Kunstenbond een toelichting gegeven op de concept-jaarrekening en de daarin vermelde kostenoverschrijding. Uit dit memorandum komt naar voren dat het tekort in 2024 groter was dan voorzien, vanwege lagere inkomsten (onder meer vanwege een contributievrije periode voor nieuwe leden) en (deels) door hogere kosten. Verder is in het memorandum beschreven dat de financiële ontwikkelingen van de Kunstenbond zijn besproken in de bestuursvergadering in september 2024 (op basis van de cijfers van het tweede kwartaal van 2024), in oktober 2024 (op basis van de conceptbegroting 2025) en in november 2024 (op basis van de cijfers van het derde kwartaal van 2024 en de definitieve begroting 2025).
2.9.
Op 29 mei 2025 hebben eisers een e-mailbericht aan de Ledenraad gestuurd, met als bijlagen een memo van 28 mei 2025 met het onderwerp
“Formele melding en toelichting op bezwaar tegen vaststelling jaarrekening 2024”, vergezeld van een juridisch memorandum van 15 mei 2025, een addendum op dat memorandum van 21 mei 2025 en een rappel- en bezwaarbrief aan het bestuur van 26 mei 2025. In de melding aan de Ledenraad is onder meer het volgende vermeld:
2.10.
Tussen partijen is uitvoerig gecorrespondeerd over het ontstane verschil van inzicht met betrekking tot de concept-jaarrekening, waarbij ook berichten zijn gestuurd aan de Ledenraad. In een aantal gevallen was bij die correspondentie ook de door eisers ingeschakelde juridisch adviseur David [naam 5] , tevens bestuurslid van de vakgroep Muziek/Ntb, betrokken.
2.11.
Op 30 juni 2025 heeft de voorzitter van het bestuur van de Kunstenbond een e-mailbericht gestuurd aan de Ledenraad, met als bijlage een schrijven waarin onder meer is vermeld:
"Het gaat er niet om wie gelijk heeft in de discussie over de jaarrekening, indien zou blijken dat [eiser] en [eiseres] terechte inhoudelijke bezwaren opwerpen, dan leidt dat tot aanpassingen in de jaarrekening. Dit Bestuur is echter niet meer in staat die discussie met elkaar op een ordentelijke manier te voeren.
Ikzelf en mijn collega's [naam 2] , [naam 4] en [naam 3] willen en kunnen zo niet verder. Het is onmogelijk geworden met elkaar te overleggen zonder de vrees dat bij verschillen van inzicht er met juristen geschermd wordt of er een eigen communicatielijn met de ledenraad wordt opgezet.
Tegelijkertijd zijn wij onverminderd beschikbaar om de Kunstenbond te besturen op een normale wijze: collegiaal bestuur met elkaar, niet tegen elkaar, voor de verening als geheel met een zuivere scheiding van belangen.
Daarvoor is nodig dat [eiser] en [eiseres] het bestuur verlaten. Mede namens mijn collega's [naam 2] , [naam 4] en [naam 3] vraag ik de Ledenraad de daarvoor benodigde besluiten te nemen."
2.12.
Naar aanleiding van het in 2.11. genoemde bericht van de voorzitter heeft op 14 juli 2025 een vergadering van de Ledenraad plaatsgevonden. Voor die vergadering was onder meer de
“Behandeling bestuurssituatie”geagendeerd. Tijdens de vergadering op 14 juli 2025 heeft de Ledenraad een motie aangenomen, waarin werd verzocht om op te roepen tot een vergadering van de Ledenraad, waarbij het ontslag van eisers op de agenda zou staan en waarbij eisers zouden worden uitgenodigd om te worden gehoord.
2.13.
Op 18 juli 2025 is de Ledenraad uitgenodigd voor een vergadering op 28 juli 2025, waarbij het ontslag van eisers als volgt is geagendeerd:
3. Voorstel tot onstlag van de bestuursleden [eiser] en [eiseres] .
  • Toelichting van bestuursleden op gevraagd ingrijpen door de Ledenraad
  • Horen [eiser] en [eiseres]
  • Stemming over ontslag (zie bijlage)
2.14.
Ten behoeve van de vergadering op 28 juli 2025 hebben eisers, in aanvulling op hun eerdere berichten aan de Ledenraad, door middel van een e-mailbericht van 28 juli 2025 een aanvullende verklaring aan de Ledenraad toegezonden. In die verklaring hebben eisers aan de leden van de Ledenraad kenbaar gemaakt dat zij het betreuren dat zij vanwege hun verblijf in het buitenland niet bij de vergadering aanwezig kunnen zijn, hebben zij hun standpunt toegelicht en hebben zij de Ledenraad verzocht geen onomkeerbare besluiten te nemen.
2.15.
Tijdens de vergadering van 28 juli 2025 is het voorstel om eisers als bestuurder van de Kunstenbond te ontslaan door de Ledenraad behandeld. In de notulen van de vergadering is het voorstel tot besluit als volgt geformuleerd:
Overwegende:
Er binnen het bestuur van de Kunstenbond onverburgbare verschillen van inzicht zijn over de wijze waarop de Kunstenbond bestuurd moet worden.
De onderlinge verhoudingen in het bestuur voorts zodanig zijn verslchterd dat dit ana effectief samenwerken in de weg staat.
In de brief van 30 juni 2025 van vier bestuursleden de Ledenraad gevraagd wordt in te grijpen.
Het voor herstel van goed bestuur en de toekomst van de Kunstenbond noodzakelijk is dat zij het bestuur verlaten.
Besluit:
Met erkenning van dankbaarheid voor de bijdrage van [eiser] en [eiseres] aan de Kunstenbond, beiden bestuursleden te ontslaan met ingang van 29 juli 2025.
Voorafgaand aan de stemming over het voorstel tot ontslag is aan de deelnemers aan de vergadering drie keer een videoboodschap vertoond, waarin [eiseres] haar visie op het ontstane geschil geeft. Vervolgens is het voorstel tot besluit in stemming gebracht, waarna zeven leden vóór en zes leden tegen het ontslag van eisers hebben gestemd. Daarmee zijn eisers als bestuurder ontslagen.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – zakelijk weergegeven –
primairhet ontslagbesluit van de ledenraad van de Kunstenbond van 28 juli 2025 te vernietigen, dan wel
subsidiairte schorsen totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist over de geldigheid ervan; de Kunstenbond te gelasten om bescheiden af te geven, op straffe van een dwangsom, en de Kunstenbond te gelasten om het volledige ledenbestand van de Kunstenbond te informeren over de vernietiging of schorsing van het ontslagbesluit, op straffe van een dwangsom, een en ander met veroordeling van de Kunstenbond in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe stellen eisers – samengevat – het volgende. De totstandkoming van het ontslagbesluit kent diverse formele gebreken. De agenda voor de buitengewone Ledenraadsvergadering van 14 juli 2024 is niet tijdig opgesteld en vermeldde als agendapunt slechts ‘de ontstane bestuurscrisis’, terwijl het voorgenomen ontslag in strijd met de in het Huishoudelijk Reglement opgenomen termijn is geagendeerd. Daar komt bij dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, omdat de vergadering waarop het ontslag van eisers zou worden besproken is gepland op een datum waarvan bekend was dat eisers verhinderd zouden zijn. Door het ontslag van eisers is de vakgroep Muziek/Ntb niet langer in het bestuur vertegenwoordigd en het bestuur heeft onvoldoende stappen gezet om die leemte op te vullen. Het ontslagbesluit is niet gebaseerd op concrete feiten, maar op de kwalificatie ‘gebrek aan bestuurlijke hygiëne’ en op de kritische opstelling van eisers ten opzichte van het bestuur en de directeur. De besluitvorming is daarmee gebrekkig en onzorgvuldig geweest en deze kan de zwaarwegende sanctie van ontslag niet dragen. Eisers stellen zich daarom primair op het standpunt dat het ontslagbesluit in strijd is met de statuten van de Kunstenbond en met de redelijkheid en billijkheid, zodat dit besluit moet worden vernietigd en subsidiair dat het besluit, in afwachting van een oordeel in de bodemprocedure, moet worden geschorst. Verder maken eisers aanspraak op inzage in en afschrift van bepaalde stukken en vorderen zij dat de Ledenraad wordt geïnformeerd over de vernietiging, dan wel schorsing van het ontslagbesluit.
3.3.
De conclusie van de Kunstenbond strekt tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met (hoofdelijke) veroordeling van eisers in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het verweer van de Kunstenbond zal hierna, voor zover nodig, worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen verschillen (samengevat) van mening over de vraag of er aanleiding bestaat voor de vernietiging, althans de schorsing van het ontslagbesluit en of de Kunstenbond gehouden is om bescheiden aan eisers te verstrekken en de Ledenraad van de Kunstenbond te informeren. Deze geschilpunten zullen hierna achtereenvolgens worden besproken en beoordeeld.
Spoedeisend belang
4.2.
De Kunstenbond heeft betwist dat eisers een spoedeisend belang bij toewijzing van hun vorderingen hebben. Eisers hebben onder meer gesteld dat de vakgroep Muziek/Ntb op dit moment niet is vertegenwoordigd in het bestuur van de Kunstenbond en dat langer tijdsverloop de terugkeer van eisers in dat bestuur onredelijk bemoeilijkt. Daarmee hebben eisers hun spoedeisend belang naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende onderbouwd. Aan het verweer van de Kunstenbond wordt daarom voorbijgegaan.
Vernietiging/schorsing van het ontslagbesluit
4.3.
Eisers hebben gesteld dat het ontslagbesluit moet worden vernietigd, althans geschorst, omdat sprake is van een aantal formele en materiële gebreken, als gevolg waarvan het besluit niet (onverkort) in stand kan blijven.
4.4.
Bij de beoordeling van de vorderingen van eisers tot vernietiging, dan wel schorsing van het ontslagbesluit zal de voorzieningenrechter vooruit moeten lopen op het waarschijnlijke oordeel van de bodemrechter over het ontslagbesluit. De voorzieningenrechter moet zich terughoudend opstellen bij de beantwoording van de vraag of er grond bestaat voor vernietiging, althans schorsing van het ontslagbesluit en meer in het bijzonder of, toetsend aan de maatstaf van artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 2:8 BW, de Ledenraad bij het nemen van het ontslagbesluit alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Dit betekent dat voor vernietiging/schorsing van het ontslagbesluit in kort geding slechts ruimte bestaat wanneer het ontslagbesluit evident in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen of in strijd met de redelijkheid en billijkheid tot stand is gekomen en de Ledenraad in redelijkheid niet tot dit besluit heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat in de situatie van eisers niet het geval is. Daarvoor is het volgende redengevend.
Formele gebreken
4.5.
Eisers hebben zich allereerst op het standpunt gesteld dat de oproeping voor de vergadering van de Ledenraad niet tijdig heeft plaatsgevonden en dat die oproeping onvolledig was. Volgens eisers is hun voorgenomen ontslag onduidelijk geagendeerd en onderbouwd en is ook bij de agendering van hun ontslag onvoldoende rekening gehouden met de vereiste termijnen om een dergelijk besluit te kunnen nemen.
4.6.
Ter onderbouwing van hun stelling hebben eisers gewezen op de uitnodiging en de agenda voor de vergadering van de Ledenraad op 14 juli 2025, die door eisers als producties 13 en 14 zijn overgelegd. Zoals de Kunstenbond terecht heeft aangevoerd hebben die producties geen betrekking op de vergadering van 28 juli 2025 waarin het ontslagbesluit is genomen en deze stukken kunnen daarom niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een formeel gebrek in de totstandkoming van het ontslagbesluit. Vast staat dat de uitnodiging voor de vergadering van 28 juli 2025 op 18 juli 2025 per e-mail aan de Ledenraad is verzonden. Tegenover de stelling van eisers dat daarbij de in artikel 5 lid 6 van het Huishoudelijk Reglement genoemde termijn van dertig dagen is geschonden, heeft de Kunstenbond aangevoerd dat die termijn alleen betrekking heeft op het voorstellen van agendapunten voor een reeds geplande vergadering en niet op het plannen van een nieuwe vergadering. Op grond van artikel 25.5. van de Statuten van de Kunstenbond geschiedt de oproeping tot een vergadering van de Ledenraad niet later dan op de tiende dag vóór die van de vergadering. Daarmee heeft de oproep tijdig, in overeenstemming met de Statuten, plaatsgevonden. Bij die uitnodiging was een agenda gevoegd waarop het voorgenomen ontslag van eisers en de aan hen geboden gelegenheid om daarover (fysiek of online) te worden gehoord duidelijk stonden geagendeerd. Ook is de door de Ledenraad aangenomen motie tot het agenderen van het ontslag van eisers, inclusief de daarvoor gegeven motivering, daarbij meegezonden. Daarmee was het naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor eisers voldoende duidelijk dat, wanneer en waarom hun voorgenomen ontslag was geagendeerd. Van een evident formeel gebrek is op dit punt dan ook geen sprake. Voor zover eisers nog hebben betoogd dat hun ontslag onvoldoende is onderbouwd, omdat de motie tot ontslag is gebaseerd op ‘vage kwalificaties’ in plaats van op concrete feiten, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij. De Kunstenbond heeft immers voldoende onderbouwd dat er naar aanleiding van de uitvoerige correspondentie met eisers (en hun juridisch adviseur [naam 5] ) inhoudelijk voldoende grond was voor het ontslag van eisers, omdat er door het ontstane conflict met betrekking tot de concept-jaarrekening niet langer sprake van collegiaal bestuur, dat is gebaseerd op wederzijds begrip en vertrouwen, en dat een effectieve samenwerking tussen de bestuursleden daarom niet meer mogelijk was. Daarbij heeft de Kunstenbond benadrukt dat die redenen voor het ontslag voldoende aan eisers kenbaar zijn gemaakt in de gevoerde correspondentie en in de bijlagen bij de uitnodiging voor de vergadering van de Ledenraad op 28 juli 2025.
4.7.
Ten slotte hebben eisers in het kader van de door hen gestelde formele gebreken met betrekking tot het ontslagbesluit betoogd dat het beginsel van hoor en wederhoor bij de totstandkoming van het ontslagbesluit is geschonden. Volgens eisers zijn zij onvoldoende in staat gesteld om zich tegen de aantijgingen te verweren en geldt dit te meer nu het ontslagbesluit door een geringe meerderheid is genomen. Het ontslagbesluit is daarmee onzorgvuldig, aldus eisers.
4.8.
De voorzieningenrechter volgt eisers niet in hun betoog. Eisers hebben voorafgaand aan de vergadering van de Ledenraad op 28 juli 2025 hun standpunt (herhaaldelijk) schriftelijk aan de Ledenraad kenbaar gemaakt. Op de dag van de vergadering hebben zij vervolgens in een aanvullende schriftelijke verklaring hun zienswijze aan de Ledenraad gegeven en tijdens de vergadering is de door [eiseres] opgenomen videoboodschap, waarin zij een toelichting geeft op het standpunt van eisers, drie keer aan de leden van de Ledenraad vertoond. Het standpunt van eisers was daarmee voor de aanwezigen op de vergadering van 28 juli 2025 voldoende duidelijk en daarmee kon dan ook bij de besluitvorming rekening worden gehouden. Daar komt bij dat aan eisers de mogelijkheid is geboden om door middel van een videoverbinding bij de vergadering op 28 juli 2025 aanwezig te zijn. Eisers hebben gesteld dat dat voor hen niet mogelijk was, omdat [eiser] op die dag opnames had in een geluidsstudio en omdat [eiseres] op die dag een reisdag had en in het vliegtuig zat. Eisers hebben echter onvoldoende onderbouwd waarom die opnames niet (tijdelijk) konden worden onderbroken of waarom die reis niet op een ander moment kon plaatsvinden. Dat eisers niet fysiek of online bij de vergadering aanwezig konden zijn, komt daarmee voor hun rekening en risico. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat eisers in voldoende mate in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze op hun voorgenomen ontslag te geven. Hiertegenover hebben eisers hun stelling dat de Kunstenbond het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden en hen ‘de mond heeft gesnoerd’ niet voldoende concreet gemaakt.
4.9.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat eisers tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door de Kunstenbond onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van evidente formele gebreken die de conclusie rechtvaardigen dat het ontslagbesluit waarschijnlijk door de bodemrechter zal worden vernietigd.
Materiële gebreken
4.10.
Volgens eisers heeft het bestuur van de Kunstenbond in strijd met artikel 8 lid 4 van het Huishoudelijk Reglement nagelaten om de Ledenraad te informeren over de kostenoverschrijding van meer dan dertig procent, zoals die blijkt uit de concept-jaarrekening, en zijn eisers ontslagen omdat zij zich daar kritisch over hebben uitgelaten. Het ontslagbesluit is daarom in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus eisers.
4.11.
De Kunstenbond heeft echter aangevoerd dat een redelijke uitleg van het bepaalde in artikel 8 lid 4 van het Huishoudelijk Regelement inhoudt dat de Ledenraad door het bestuur wordt geïnformeerd over een overschrijding van meer dan dertig procent van de totale begroting en dat het daarom niet zo is dat iedere afwijking van meer dan dertig procent per individuele post ten opzichte van de begroting aan de Ledenraad moet worden gemeld. Die uitleg komt de voorzieningenrechter niet op voorhand onjuist of onredelijk voor. Daarbij heeft de Kunstenbond toegelicht dat de kosten in 2024, uitgaande van die uitleg, slechts vijf procent hoger waren dan in de begroting was opgenomen. Van een verplichting van het bestuur om de overschrijding te melden aan de Ledenraad was daarom, anders dan eisers hebben gesteld, geen sprake.
4.12.
Voor zover eisers hebben gesteld dat zij door de overschrijding van de begroting waren overvallen en dat zij zich mede daarom kritisch over die overschrijding hebben uitgelaten, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij. De Kunstenbond heeft, onder verwijzing naar het memorandum van de directeur (zie 2.8.), voldoende aannemelijk gemaakt dat de financiële ontwikkelingen van de Kunstenbond tijdens de bestuursvergaderingen in september 2024, oktober 2024 en november 2024 zijn besproken en daarmee bij eisers bekend hadden kunnen en moeten zijn.
4.13.
Eisers hebben ten slotte gesteld dat het ontslagbesluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, omdat de vakgroep Muziek/Ntb als gevolg van het besluit niet langer in het bestuur vertegenwoordigd is, terwijl het huidige bestuur van de Kunstenbond geen haast maakt om het bestuur aan te vullen met twee leden vanuit de vakgroep Muziek/Ntb. Hiermee miskennen eisers echter dat bestuurders zich op grond van het bepaalde in artikel 2:44 lid 3 BW bij het vervullen van hun taak moeten richten naar de belangen van de gehele vereniging. In dit verband heeft de Kunstenbond nog toegelicht dat het bestuur van de Kunstenbond er voor alle vakgroepen en leden is en dat de bestuurders niet slechts hun eigen vakgroep vertegenwoordigen. Daarmee heeft de Kunstenbond voldoende onderbouwd dat de huidige bestuursleden bij het uitvoeren van hun bestuurstaak ook de belangen van de vakgroep Muziek/Ntb betrekken en meewegen. Hiertegenover hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat hun vakgroep op dit moment niet in het bestuur is vertegenwoordigd. Met betrekking tot het verwijt van eisers dat het bestuur van de Kunstenbond stilzit en onvoldoende actie onderneemt om het bestuur aan te vullen heeft de Kunstenbond gemotiveerd uiteengezet dat op dit moment wordt gewerkt aan de profielschetsen voor de nieuwe bestuursleden, dat deze vervolgens in de vergadering van de Ledenraad zullen worden besproken en dat de nieuwe bestuurders, rekening houdend met de nieuwe governance die met ingang van 1 januari 2026 van kracht wordt, zo snel mogelijk in 2026 zullen worden benoemd. Tegen die achtergrond hebben eisers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een onredelijke vertraging in de besluitvorming met betrekking tot het benoemen van nieuwe bestuursleden.
4.14.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat van evidente formele en materiële gebreken bij de totstandkoming van het ontslagbesluit niet is gebleken en dat de Ledenraad in redelijkheid tot het ontslagbesluit heeft kunnen komen. Voor vernietiging of schorsing van dat besluit bestaat daarom geen aanleiding, zodat de vorderingen op dit punt worden afgewezen. Daar komt – ten overvloede – nog bij dat de voorzieningenrechter het niet aannemelijk acht dat indien het besluit wel zou worden vernietigd of geschorst en eisers als gevolg daarvan (tijdelijk) in het bestuur zouden terugkeren, van een constructieve samenwerking tussen de bestuursleden sprake zal zijn, gelet op al hetgeen in de afgelopen tijd tussen hen is voorgevallen. Daarmee zou het belang van de Kunstenbond, dat alle partijen zeggen voorop te stellen, niet gediend zijn.
Afgifte van bescheiden
4.15.
Eisers hebben de afgifte van bescheiden gevorderd. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding hebben zij toegelicht dat het hen in het bijzonder gaat om alle correspondentie over de concept-jaarrekening, het memorandum van 15 mei 2025 van de directeur, met bijlagen, en de notulen die relevant zijn voor de begrotingsafwijkingen. Volgens eisers hebben zij er belang bij om over die stukken te beschikken, zodat zij de verwijten die het bestuur hen maakt kunnen toetsen en zodat zij zich kunnen verweren tegen mogelijke aansprakelijkheid.
4.16.
De Kunstenbond heeft aangevoerd dat eisers de Kunstenbond op 16 augustus 2025 schriftelijk om informatie en stukken hebben verzocht, dat de secretaris van de Kunstenbond op 23 augustus 2025 aan eisers heeft meegedeeld dat zij deze stukken in hun functie van bestuurder al hebben ontvangen, maar dat zij desgewenst eventueel in de administratie van eisers ontbrekende stukken zou kunnen nasturen. De Kunstenbond heeft onbetwist naar voren gebracht dat eisers op dit aanbod niet hebben gereageerd. Anders dan eisers hebben betoogd is dan ook niet aannemelijk geworden dat de Kunstenbond heeft geweigerd om stukken aan eisers af te geven. Bij die stand van zaken hebben eisers, mede gelet op het hiervoor gegeven voorlopige oordeel over de rechtmatigheid van het ontslagbesluit, onvoldoende concreet gemaakt welk (spoedeisend) belang zij hebben bij afgifte van bescheiden. De daartoe strekkende vordering wordt daarom afgewezen.
Het doen van mededelingen aan de Ledenraad
4.17.
Nu gelet op het voorgaande voor vernietiging of schorsing van het ontslagbesluit geen aanleiding bestaat, valt evenmin in te zien op grond waarvan de Kunstenbond gehouden zou zijn om de Ledenraad over die vernietiging of schorsing te informeren. Ook de daarop gerichte vordering wordt afgewezen.
Slotsom en proceskosten
4.18.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen worden afgewezen.
4.19.
Eisers zijn in het ongelijk gesteld en zij moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Kunstenbond worden begroot op:
- griffierecht
714,--
- salaris advocaat
1.107,--
- nakosten
€ 178,--
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,--
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, die aan de zijde van de Kunstenbond zijn begroot op € 1.999,-- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als eisers niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten eisers € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt eisers in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van de Laarschot en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.
mvt