ECLI:NL:RBDHA:2025:1896

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.41866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en niet-naleving van samenwerkingsverplichtingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 2002, diende op 13 maart 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 25 oktober 2024 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 28 januari 2025, waarbij de eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk, aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De eiser heeft geen overtuigende documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas, dat onder andere gebaseerd is op een incident met de familie van zijn ex-vriendin in Algerije. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de eiser inconsistent en ongeloofwaardig zijn, en dat hij niet heeft voldaan aan de samenwerkingsverplichting door niet op geplande gehoren te verschijnen. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende redenen had om de aanvraag af te wijzen, en dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen verblijfsvergunning krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41866
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. S. Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. Hij heeft op 13 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 25 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 28 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van de minister en A. Tribak als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de asielaanvraag kon afwijzen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft zes maanden een relatie gehad met een meisje in Algerije. Alles verliep goed totdat de neef van het meisje eiser en het meisje in de auto zag. De neef heeft eiser gestoken met een zwaard. De familie van het meisje heeft eisers spullen vernield. De moeder van eiser heeft aangifte gedaan. Bij terugkeer naar Algerije vreest eiser om vermoord te worden door de familie van het meisje.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst.
Problemen die eiser heeft ervaren met de familie van de ex-vriendin van eiser.
De minister vindt het eerste asielmotief geloofwaardig. De omstandigheid dat eiser uit Algerije komt, is volgens de minister echter geen reden om aan te nemen dat eiser vluchteling is. Het tweede asielmotief vindt de minister ongeloofwaardig. De minister wijst de asielaanvraag daarom af als ongegrond.
Het beroep
5. Eiser betwist het bestreden besluit en voert daartoe diverse beroepsgronden aan. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hierna in de volgorde van punten zoals de minister die in het bestreden besluit heeft gehanteerd.
Samenwerkingsverplichting eiser
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de samenwerkingsverplichting zoals bedoeld in paragraaf C1/4.3.2.1. van de Vreemdelingencirculaire (Vc). De minister heeft in dit kader van belang kunnen vinden dat eiser tot twee keer toe zonder voorafgaande mededeling niet op is komen dagen bij geplande nader gehoren, en de derde keer twee uur te laat verscheen. De omstandigheid dat eiser de dag voorafgaand aan het geplande gehoor van
10 september 2024 een medisch consult heeft gehad, heeft eiser niet vooraf bij de minister gemeld. Uit het door eiser overgelegde document over dit consult blijkt niet dat het voor eiser niet mogelijk was om zich voor het gehoor af te melden of daar te verschijnen. De stelling van eiser dat hij ook ziek zou zijn geweest voor het eerder geplande gehoor van 18 juli 2024 en daarom niet verschenen is bij dat gehoor, heeft eiser niet onderbouwd met stukken. Eiser is verder twee keer niet verschenen op uitnodigingen van Medifirst. Hoewel eiser meent dat dit zijn eigen keuze is, heeft de minister hierover kunnen stellen dat dit wel relevant is voor de beoordeling van eisers asielrelaas omdat van een vreemdeling mag worden verwacht dat hij zich actief inspant om zijn aanvraag te staven en zich in dit kader aan gemaakte afspraken houdt. Tot slot heeft de minister ook kunnen betrekken dat eiser zich onheus heeft uitgelaten tegenover de tolk in het eerste aanmeldgehoor. Als gevolg van de spanning tussen eiser en de tolk is dit aanmeldgehoor stilgelegd. Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij de tolk niet goed heeft verstaan, waardoor er irritatie is ontstaan tijdens het aanmeldgehoor. Dit rechtvaardigt echter niet de door eiser gedane uitlatingen. Het standpunt van eiser dat hij wel heeft meegewerkt doordat hij alle vragen die zijn gesteld tijdens de gehoren zo goed mogelijk heeft beantwoord, maakt het voorgaande ook niet anders.
Geen documenten
7. De rechtbank stelt vast dat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn asielrelaas kunnen onderbouwen. De minister heeft dit aan eiser kunnen tegenwerpen. Eiser heeft verklaard dat zijn telefoon, waar video’s (van de aanval op eiser door de neef van eisers ex-vriendin en van de vernielingen) en andere documenten op te vinden waren, in Nederland is gestolen. Hierover heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser daarvan geen aangifte heeft gedaan en onderbouwing dus ontbreekt. Eiser heeft nog wel gesteld dat hij een melding bij het COA heeft gedaan van de diefstal van zijn telefoon, maar daarvan heeft eiser geen bewijs overgelegd. Niet is gebleken dat eiser niet alsnog op andere wijze aan documenten kon komen. Eiser heeft immers zelf meermalen in
het nader gehoor1 verklaard dat zijn moeder nog documenten aan hem kan sturen waarmee hij zijn verklaringen zou kunnen onderbouwen.
Vage en wisselende verklaringen
8. Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser vage en wisselende verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft eiser wisselend verklaard over het incident met de neef, waarbij eiser met een zwaard zou zijn gestoken danwel zou zijn geslagen, en over de aangifte en de zaak tegen de familie van zijn ex-vriendin. Eiser heeft enerzijds verklaard dat zijn moeder aangifte heeft gedaan, en dat zij van de officier van justitie heeft gehoord dat ze verder naar de zaak zouden kijken. Anderzijds verklaart eiser dat het dossier gesloten is omdat de familie van zijn ex-vriendin de autoriteiten heeft omgekocht.2 Eiser heeft ook vaag verklaard over die familie zelf. Zo verklaart eiser: ‘
De andere familie heeft gezag. Met geld kunnen ze iedereen omkopen, politie, rechter. Ik vertrouw de autoriteiten niet.’ Op de vraag waar eiser op baseert dat de familie van de ex-vriendin autoriteiten kan omkopen verklaart eiser alleen: ‘
Ik ken ze. Ik heb deze familie leren kennen. Het gaat om een slechte familie. Maar ook om een slecht meisje. Zelfs zij was slecht.’3 Daarmee heeft eiser geen inzicht gegeven in waarom de familie van de ex-vriendin invloed en gezag zou hebben. De minister heeft deze verklaring daarom vaag kunnen vinden. Ook heeft de minister kunnen betrekken dat eiser wisselend heeft verklaard over wanneer hij daadwerkelijk door de familie is benaderd. Eerst heeft eiser op de vraag of eiser niet meer persoonlijk werd benaderd omdat hij in Algiers zat geantwoord: ‘
Ja, na dat incident heb ik mijn vriendin ergens naartoe gebracht en ik ging daarna naar Algiers vluchten’.4Daarna heeft eiser verklaard dat er toch een persoonlijke confrontatie heeft plaatsgevonden en dat de familieleden van zijn ex-vriendin hem volgden naar Algiers.5 De toelichting van eiser in beroep dat sprake was van een misverstand en dat hij iets anders heeft bedoeld toe te lichten, is onvoldoende om deze vage en wisselende verklaringen te duiden. Verder maakt de toelichting van eiser dat de omstandigheid dat er niks is gedaan met de aangiftes aantoont dat de familie van de ex-vriendin corrupt is, niet anders dat eiser vage en wisselende verklaringen heeft afgelegd over de aangifte en de behandeling van de zaak. Dat eiser volgens hem daarover consistent heeft verklaard, volgt de rechtbank niet. De minister heeft gelet op dit alles kunnen concluderen dat de verklaringen van eiser niet samenhangend en niet geloofwaardig zijn.

Niet direct inroepen internationale bescherming

9. De rechtbank is van oordeel dat de minister ook niet ten onrechte heeft gesteld dat de omstandigheid dat eiser niet direct om asiel heeft gevraagd verder afdoet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Eiser heeft in het tweede aanmeldgehoor verklaard dat hij op 24 december 2022 Spanje is ingereisd, en daar een jaar heeft verbleven. Eind 2023 is eiser naar Frankijk gegaan. Daar kreeg eiser een inreisverbod. Eiser is vervolgens op 8 maart 2024 Nederland ingereisd, en heeft zich hierop 9 maart 2024 gemeld voor asiel. Eiser heeft verder verklaard dat hij in Frankrijk en Spanje geen asiel heeft gevraagd. Hieruit volgt dat eiser een jaar en drie maanden illegaal in Europa heeft verbleven voordat hij asiel heeft aangevraagd. De verklaring van eiser dat hij eerst een tijdlang bij familie heeft doorgebracht in Spanje en Frankrijk en doelbewust pas in Nederland asiel heeft
1. Zie verslag nader gehoor p. 4 en p.12.
2 Zie verslag nader gehoor, p. 11.
3 Zie verslag nader gehoor, p. 11.
4 Zie verslag nader gehoor, p. 10.
5 Zie verslag nader gehoor, p. 12.
aangevraagd, maakt niet dat aan eiser niet kan worden tegengeworpen dat hij niet zo spoedig mogelijk internationale bescherming heeft gezocht. De minister kent hierbij niet ten onrechte waarde toe aan de omstandigheid dat eiser pas bescherming heeft gezocht nadat hij uit Frankrijk moest vertrekken vanwege het aan hem opgelegde inreisverbod. Niet ten onrechte stelt de minister verder dat van een vreemdeling, die stelt dat hij vanwege de situatie in zijn land van herkomst bescherming nodig heeft, mag worden verwacht dat hij deze bescherming inroept zodra hij in Europa aankomt. Dat eiser dit niet heeft gedaan, doet daarom ook afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
Conclusie geloofwaardigheidsbeoordeling
10. Gelet het op het voorgaande heeft de minister voldoende gemotiveerd dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. De beroepsgronden slagen niet.
Algerije geen veilig land van herkomst
11. Tot slot heeft eiser nog aangevoerd dat Algerije niet op de lijst van veilige landen van herkomst staat. Volgens eiser kan hij daarom al geen effectieve bescherming aanvragen bij de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank is hierover van oordeel dat de minister terecht heeft gesteld dat het feit dat eiser uit Algerije komt, niet op zichzelf maakt dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Algerije. Eiser heeft zijn stelling ook niet nader onderbouwd. Deze beroepsgrond van eiser slaagt daarom ook niet.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft de aanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen verblijfsvergunning krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra
- Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.