3.3.Het geloofwaardig bevonden eerste asielmotief levert volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen of bij terugkeer naar Rusland een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Gelet hierop, en de omstandigheid dat eisers verklaringen zijn beoordeeld als kennelijk inconsequent, tegenstrijdig en onwaarschijnlijk, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw, in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw. Wel heeft verweerder aan eiser voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank desgevraagd geïnformeerd dat eiser met ingang van 19 augustus 2025 uitstel van vertrek is verleend voor de periode van één jaar.
4. Eiser verzoekt de rechtbank om de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser voert in aanvulling daarop aan dat verweerder ten onrechte zijn tweede asielmotief ongeloofwaardig heeft bevonden. Hij heeft wel degelijk oprechte inspanningen verricht om bewijsstukken te verzamelen die de donatie aan [naam organisatie] onderbouwen. Meer inspanningen zouden hem in een risicovolle situatie brengen ten opzichte van de Russische autoriteiten. Verweerder stelt verder ten onrechte dat eiser voorafgaand aan de donatie geen onderzoek heeft gedaan naar [naam organisatie] . Eiser heeft wel onderzoek gedaan, namelijk naar reeds gevestigde organisaties waarbij het geld rechtstreeks bij de Oekraïense bevolking terecht komt. Dat is wat hem interesseerde, en hoewel dat achteraf misschien naïef en roekeloos was, is dat iets anders dan ongeloofwaardig, aldus eiser. Verweerder heeft verder een verkeerd beeld van wat eiser heeft bedoeld met verhullend taalgebruik in de telefoongesprekken met zijn broer. Verweerder stelt bovendien ten onrechte dat eiser geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het handelen van zijn bewaker in het ziekenhuis. Eiser kan niet verklaren over de beweegredenen van de bewaker. Verweerder heeft in strijd met de samenwerkingsverplichting gehandeld door te stellen dat het aan eiser is om duidelijk te verklaren over de mensen die zijn huis hebben bezocht na de ontsnapping. Ook heeft eiser een afdoende verklaring gegeven over hoe hij zich in de laatste periode voor zijn vertrek uit Rusland aan de autoriteiten heeft weten te onttrekken.
Bovendien had verweerder eiser, gelet op de medische situatie waarin hij zich bevond ten tijde van het nader gehoor, aanvullend moeten horen.
Tot slot voert eiser aan dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgedaan op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt voorop dat de enkele verwijzing naar de zienswijze niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Verweerder is in het bestreden besluit ingegaan op de zienswijze van eiser. Met deze verwijzing geeft eiser niet concreet aan waarom de reactie van verweerder op de zienswijze volgens hem niet toereikend is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen het standpunt van verweerder dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Russische autoriteiten het op eiser hadden voorzien waardoor hij van een perron werd geduwd en op de rails terechtkwam (het derde asielmotief).
Zorgvuldigheid van de procedure