ECLI:NL:RBDHA:2025:189
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 6 november 2024 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 3 januari 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende voortvarend handelt in de uitzetting van eiser. Eiser heeft in de beoordelingsperiode niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting, wat de rechtbank als een niet meewerkende houding heeft gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in twijfel trekken. De eerder opgelegde maatregel is rechtmatig bevonden en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om een lichter middel toe te passen. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.