ECLI:NL:RBDHA:2025:1877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
09/155322-24 en 09/131747-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het onthouden van zorg voor de hond van verdachte; veroordeling voor belaging, bedreiging en dierenmishandeling

Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging, bedreiging en dierenmishandeling. De verdachte, geboren in 1985, heeft gedurende een lange periode haar voormalige zorgverleners belaagd door hen herhaaldelijk te bellen, voicemailberichten in te spreken en e-mails, whatsapp-berichten, kaarten en brieven te sturen. Deze berichten bevatten dreigende en intimiderende teksten, waarin de verdachte haar oud-zorgverleners op verschillende manieren leed toewenste. Ondanks herhaalde verzoeken om te stoppen, ging de verdachte door met haar gedrag, wat leidde tot ernstige intimidatie van de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte haar hond, genaamd [naam hond], in gevaar gebracht door hem 30 tabletten propranolol toe te dienen, wat resulteerde in een verlaagde hartslag en de noodzaak voor medische behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien haar psychische problemen, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en ADHD. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van het onthouden van zorg aan haar hond, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/155322-24 en 09/131747-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 12 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Berger en van hetgeen door de verdachte en haar raadslieden mr. R.A.M. Koolen en mr. J. Biemond naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder dagvaarding I (parketnummer 09/155322-24):
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 6 februari 2023 tot en met 7 mei 2024 te Noordwijkerhout en/of Noordwijk en/of Katwijk, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] door die [naam 1] veelvuldig:
- te bellen en/of
- app berichtjes te sturen en/of
- mailberichten te sturen en/of
- voicemail berichten te sturen, althans voicemail berichten op een telefoon van die
[naam 1] in te spreken en/of
- kaarten en/of brieven te sturen en/of
met het oogmerk die [naam 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 6 februari 2023 tot en met 18 maart 2024 te Noordwijkerhout en/of Noordwijk en/of Katwijk, althans in Nederland, [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 1] dreigend mondeling en/of schriftelijk de woorden toe te voegen:
- " Ik maak je dood" en/of
- " Laat me in de gevangenis gooien voordat ik naar je huis kom en ik ons samen van het balkon pleur”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 6 februari 2023 tot en met 7 mei 2024 te Noordwijkerhout en/of Naaldwijk en/of Monster, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 2] door die [naam 2] veelvuldig:
- te bellen en/of
- app berichtjes te sturen en/of
- mailberichten te sturen en/of
- voicemail berichten te sturen, althans voicemail berichten op een telefoon van die
[naam 2] en/of de telefoon van de stichting Klimkoord (waar die [naam 2]
werkt) in te spreken en/of
- kaarten en/of foto’s te sturen en/of
met het oogmerk die [naam 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4.
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 17 maart 2024 tot en met 22 maart 2024 te Noordwijkerhout en/of Naaldwijk en/of Monster, althans in Nederland, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 2] dreigend mondeling en/of schriftelijk de woorden toe te voegen
- “ Ik maak je dood! Ik kom naar Monster en maak je kankerhard dood!” en/of
- “ Ik kom naar Monster en ram je harses kapot op het bureau waar je aan zit”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Onder dagvaarding II (parketnummer 09/131747-24):
1.
zij op of omstreeks 27 maart 2024 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond (genaamd [naam hond] ), pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond 30 tabletten 10 mg propranolol toe te dienen; zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 27 maart 2024, te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, althans in Nederland als houder van een of meer dieren, te weten een hond (genaamd [naam hond] ) de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, door die hond telkens
- onvoldoende, althans niet regelmatig uit te laten, en/of
- nagelverzorging te onthouden, en/of
- de (vacht rondom) de ogen van de hond niet, althans onvoldoende schoon te maken, en/of
- ( noodzakelijke) medische behandeling te onthouden);
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder dagvaarding I ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van dagvaarding II heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde en tot een vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder dagvaarding I ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder dagvaarding II, feit 1 ten laste gelegde heeft mr. Biemond het in de tenlastelegging genoemde aantal toegediende tabletten betwist. Ten aanzien van het onder dagvaarding II, feit 2 ten laste gelegde heeft mr. Biemond zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het onder dagvaarding II, feit 2, ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Op grond van het dossier kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte in de periode van 1 maart 2024 tot en met 27 maart 2024 haar hond van de nodige verzorging heeft onthouden. De rechtbank spreekt de verdachte vrij.
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen voor dagvaarding I, feiten 1, 2, 3 en 4
De rechtbank zal voor de onder dagvaarding I ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024095403, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 228).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] met bijlagen, opgemaakt op 29 maart 2024 (p. 31-64);
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] met bijlagen, opgemaakt op 20 maart 2024 (p. 128-135);
3. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [naam 2] met bijlage, opgemaakt op 26 maart 2024 (p. 136-144);
4. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] met bijlagen, opgemaakt op 26 april 2024 (p. 145-172);
5. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt op 4 mei 2024 (p. 179 -199):
6. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt op 4 mei 2024 (p. 200-209):
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 8 mei 2024 (p. 24-30).
3.5.
Opgave van bewijsmiddelen voor dagvaarding II, feit 1
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024097112, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (digitaal doorgenummerd pagina 1 t/m 100).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 april 2024 (p. 28-30);
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 april 2024 (p. 35);
3. Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van de verdachte, opgemaakt op 10 april 2024 (p. 90-94).
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder dagvaarding I, feit 1, 2, 3 en 4 en dagvaarding II, feit 1, ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Onder dagvaarding I (parketnummer 09/155322-24):
1.
zij in de periode van 6 februari 2023 tot en met 7 mei 2024 te Noordwijkerhout en/of Noordwijk en/of Katwijk, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 1] , door die [naam 1] veelvuldig:
- te bellen en
-
whatsapp berichtjes te sturen en
- mailberichten te sturen en
- voicemail berichten te sturen, althans voicemail berichten op een telefoon van die
[naam 1] in te spreken en
- kaarten en brieven te sturen
met het oogmerk die [naam 1] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
2.
zij in de periode van 6 februari 2023 tot en met 18 maart 2024 te Noordwijkerhout en/of Katwijk, althans in Nederland, [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 1] dreigend mondeling en/of schriftelijk de woorden toe te voegen:
- " Ik maak je dood" en
- " Laat me in de gevangenis gooien voordat ik naar je huis kom en ik ons samen van het balkon pleur”.
3.
zij in de periode van 6 februari 2023 tot en met 7 mei 2024 te Noordwijkerhout en/of Naaldwijk en/of Monster, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam 2] , door die [naam 2] veelvuldig:
- te bellen en
-
whatsapp berichtjes te sturen en
- mailberichten te sturen en
- voicemail berichten te sturen, althans voicemail berichten op een telefoon van die
[naam 2] en de telefoon van de stichting Klimkoord (waar die [naam 2]
werkt) in te spreken en
- foto’s te sturen
met het oogmerk die [naam 2] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
4.
zij in de periode van 17 maart 2024 tot en met 22 maart 2024 te Noordwijkerhout, althans in Nederland, [naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 2] dreigend schriftelijk de woorden toe te voegen
- “ Ik maak je dood! Ik kom naar Monster en maak je kankerhard dood!” en/of
- “ Ik kom naar Monster en ram je harses kapot op het bureau waar je aan zit”.
Onder dagvaarding II (parketnummer 09/131747-24):
1.
zij op 27 maart 2024 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk zonder redelijk doel, bij een dier, te weten een hond (genaamd [naam hond] ), de gezondheid en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond 30 tabletten 10 mg propranolol toe te dienen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met [naam 1] en [naam 2] , meewerken aan middelencontrole, klinische opname bij [kliniek] en inzicht geven in de medische informatie (waaronder de PJ-dubbelrapportage) aan de (toekomstige) behandelaars van de verdachte.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat moet worden volstaan met een voorwaardelijke taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een lange periode haar twee voormalige zorgverleners belaagd door hen herhaaldelijk te bellen, voicemailberichten in te spreken en e-mails, whatsapp-berichten, kaarten en brieven te sturen. Deze berichten bevatten dreigende en intimiderende teksten, waarin de verdachte haar oud-zorgverleners op verschillende manieren (ernstig) leed toewenste. Daarnaast heeft de verdachte haar oud-zorgverleners bedreigd via voicemails, brieven en whatsappberichten. Ondanks herhaalde vragen om hiermee te stoppen, is zij doorgegaan. Met haar handelen heeft de verdachte de slachtoffers in ernstige mate geïntimideerd. De langdurige belaging en bedreigingen zijn voor de slachtoffers zeer bedreigend en angstaanjagend geweest, zoals ook blijkt uit hun verklaringen in het dossier.
Daarnaast heeft de verdachte de gezondheid van haar hond [naam hond] in gevaar gebracht door hem 30 tabletten propranolol toe te dienen, ten gevolge waarvan de hartslag van [naam hond] is gezakt en hij medische behandeling behoefde. Met haar handelen heeft de verdachte haar hond blootgesteld aan potentieel ernstige lichamelijke schade. Huisdieren zijn afhankelijk van hun verzorger en de verdachte heeft blijk gegeven van een ernstig gebrek aan verantwoordelijkheid voor het welzijn van haar hond.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 augustus 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte, afgezien van een veroordeling voor belediging in 2009, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De Pro-Justitia rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro-Justitia rapportage van 20 januari 2025. Zowel de psycholoog als de psychiater hebben geconcludeerd dat de verdachte leidt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, ADHD en een depressieve stoornis. Daarnaast blijkt uit de rapportage dat bij de verdachte sprake is van een externaliserende klachtenpresentatie, waarbij er weinig ruimte is voor reflectie op haar eigen handelen. Boosheid staat op de voorgrond en de verdachte kan zich niet of nauwelijks verplaatsen in de slachtoffers, hetgeen zou kunnen wijzen op een verminderde gewetensfunctie. Er is sprake van een rigide denkpatroon en zwart-wit denken. De verdachte toont weinig inzicht en heeft geen concrete ideeën over hoe soortgelijke situaties in de toekomst kunnen worden voorkomen. Uit het advies blijkt wel dat de verdachte zich heeft aangemeld bij [kliniek] om daar tijdens een korte en intensieve behandeling aan de slag kunnen gaan met zichzelf.
De rechtbank leidt uit de rapportage af dat bij de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van verschillende stressoren. Tezamen met de beperkte emotie-regulatie, impulsiviteit en prikkelbaarheid heeft dit ertoe geleid dat bij de verdachte sprake was van verminderde controle op haar handelen. Om die reden kunnen de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte worden toegerekend, aldus de deskundigen. De rechtbank maakt deze conclusie tot de hare en neemt deze over.
Het reclasseringsadvies
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 20 augustus 2024. De reclassering acht het recidiverisico aanzienlijk hoog. Zij adviseren om als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers, meewerken aan middelencontrole en een houdverbod voor dieren.
De straf
De rechtbank overweegt dat een onvoorwaardelijke taakstraf of gevangenisstraf, gelet op de psychische problematiek bij de verdachte, niet passend is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Bij de bepaling van de hoogte van de voorwaardelijke gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de bewezenverklaarde strafbare feiten in verminderende mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. In beginsel acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend, maar gelet op de verminderde toerekenbaarheid zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden verbinden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke instelling, een contactverbod met [naam 1] en [naam 2] en een klinische opname bij [kliniek] .
De rechtbank acht de bijzondere voorwaarde medewerking aan middelencontrole niet noodzakelijk, omdat niet is gebleken dat bij de verdachte op dit moment sprake is van middelen- of verslavingsproblematiek. Daarnaast zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde ‘inzicht geven in medische informatie’ niet als bijzondere voorwaarde opleggen, omdat de rechtbank dit niet noodzakelijk acht en dit een ingrijpende inbreuk op de privacy van de verdachte is.
De stelselmatigheid van de belaging, de veiligheid van de slachtoffers en de complexiteit van de psychische problematiek van de verdachte maken dat de rechtbank voor de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden een proeftijd van drie jaren aangewezen acht.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 10 mei 2024 geschorst. Nu aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen per heden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht;
- 2.1 en 8.11 van de Wet Dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de dagvaarding II, feit 2, ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder dagvaarding I en dagvaarding II, onder 1, ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
belaging;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
bedreiging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
belaging
ten aanzien van dagvaarding I, feit 4:
bedreiging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur
van 2 (TWEE) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat die straf, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [naam 2] en J.A.P.M [naam 1] ;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de GGZ reclassering Fivoor Perzikweg 1-7 te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich met ingang van 18 februari 2025 of zoveel eerder als mogelijk en voor een duur van zes weken, of zoveel korter als haar behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in [kliniek] , althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor haar psychische problematiek;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2025.