6.3.Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen en een diefstal van een tas van een klant uit de supermarkt. Uit het strafblad van de verdachte van 18 december 2024 blijkt dat hij in de afgelopen jaren veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten, veelal (winkel)diefstallen.
Het reclasseringsadvies
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 16 januari 2025. Uit het advies volgt dat bij de verdachte sprake is van een delictpatroon met betrekking tot vermogensdelicten. Daarnaast constateert de reclassering dat er een relatie bestaat tussen het delictgedrag en het middelengebruik. Bij de verdachte is sprake van hardnekkige en langdurige verslavingsproblematiek, hetgeen hij ter terechtzitting ook heeft bevestigd. De verdachte gebruikt cocaïne en heroïne als coping mechanisme in stressvolle en moeilijke situaties.
Voorts blijkt uit het advies dat de reclassering het recidiverisico als hoog inschat.
De reclassering adviseert bij een veroordeling om aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat zij geen plan van aanpak voor de verdachte kunnen opstellen. De verdachte is ongewenst verklaard, heeft geen verblijfsstatus en mag niet in Nederland verblijven. De ongewenstverklaring brengt met zich mee dat de behandelopties die er in het verleden waren, niet meer uitvoerbaar zijn, waardoor er geen interventies ingezet kunnen worden om het hoge recidiverisico te beperken. In aanvulling op het advies heeft [naam 3] , reclasseringswerker, ter terechtzitting naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel de enige optie is. Vanwege de ongewenstverklaring kan de verdachte geen aanspraak meer maken op sociale voorzieningen, waardoor klinieken niet bereid zullen zijn de verdachte op te nemen voor een behandeling.
Voldoet de verdachte aan de vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel?
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten – de zogenoemde ‘harde criteria’ – voor het opleggen van de ISD-maatregel en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen. Deze strafbare feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, en de bewezenverklaarde feiten zijn begaan nadat deze straffen geheel ten uitvoer zijn gelegd. Daarnaast is de rechtbank, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat het dossier een met redenen omkleed reclasseringsadvies bevat, zoals bedoeld in artikel 38m, vierde lid, Sr. Het reclasseringsadvies is gebaseerd op het diagnose instrument RISc, waarmee onder andere het recidiverisico, oorzaken van de recidive en de ontvankelijkheid voor interventies in kaart zijn gebracht. De rechtbank kan op basis van dat advies een oordeel vormen over de noodzakelijkheid en wenselijkheid van de oplegging van de ISD-maatregel. Daarnaast moet er – zo blijkt uit het reclasseringsadvies – ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder overweegt de rechtbank dat de veiligheid van goederen en personen de oplegging van de maatregel rechtvaardigt. Immers zorgen vermogensdelicten voor overlast bij de slachtoffers in het bijzonder en bij de samenleving in het algemeen.
Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank ook voldaan aan de zogeheten ‘zachte criteria’ voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie (hierna: OM-richtlijn), aangezien er over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van de onderhavige bewezen verklaarde feiten.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de invulling van de ISD-maatregel strijdig is met de OM-richtlijn, overweegt de rechtbank dat zij zich enkel moet uitlaten over de vraag of is voldaan aan de vereisten van de ISD-maatregel, en niet over de invulling van de maatregel.
Is de ISD-maatregel passend en geboden?
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel in dit geval de enige passende afdoening is en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte. De rechtbank constateert dat de verdachte steeds weer overlast en schade veroorzaakt. Het opleggen van (voorwaardelijke en onvoorwaardelijke) gevangenisstraffen heeft niet geleid tot gedragsverandering bij de verdachte. Bovendien hebben eerdere interventies geen effect gehad op de recidive van de verdachte.
De rechtbank overweegt dat het voor de veiligheid van personen of goederen dan ook noodzakelijk is om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid om de overlast en recidive te voorkomen. Een voorwaardelijke straf of maatregel met reclasseringstoezicht zal daarvoor onvoldoende waarborgen bieden, mede gelet op de verblijfstatus van de verdachte. De verdachte kan geen aanspraak maken op sociale voorzieningen in Nederland, terwijl de reclassering in de uitvoering van toezicht juist van die voorzieningen afhankelijk is.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte dan ook een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opleggen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het verzoek van de raadsman tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis afwijzen.