ECLI:NL:RBDHA:2025:18741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/691103 / FA RK 25-6703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging voor cliënt met vasculaire dementie

Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging voor een cliënt met vasculaire dementie. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde dat dit te lang was gezien de progressieve aard van de aandoening van de cliënt. De cliënt, geboren in 1949, verblijft momenteel in een zorginstelling en heeft een geschiedenis van verzet tegen opname, maar is niet in staat om zelfstandig voor zichzelf te zorgen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de cliënt, ondanks zijn wens om naar huis te gaan, niet in staat is om de zorg voor zichzelf adequaat te regelen. De verpleegkundige specialist en de mentor/bewindvoerder gaven aan dat de cliënt meer ondersteuning nodig heeft en dat zelfstandig wonen niet langer verantwoord is. De rechtbank concludeerde dat de cliënt ernstig nadeel zou ondervinden als hij terugkeert naar zijn oude thuissituatie. Daarom werd besloten om de machtiging voor een jaar te verlenen, met de mogelijkheid tot eerder toetsmoment, om de situatie van de cliënt beter te kunnen monitoren. De beschikking is gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door griffier T.C. Melman, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 25 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/691103 / FA RK 25-6703
Datum beschikking: 25 september 2025

Opvolgende rechterlijke machtiging

Beschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[cliënt] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [zorginstelling] , locatie [locatie] te [plaats] ,
advocaat: mr. H. Gailjaard te Den Haag.

ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 september 2025.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 12 augustus 2024;
- de aanvraag voor een opvolgende machtiging aan het CIZ van 22 augustus 2025;
- de op 24 juli 2025 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- het zorgplan van 21 juli 2025;
- het afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 september 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de verpleegkundige specialist, mevrouw [naam 2] ;
- de mentor en bewindvoerder, mevrouw [naam 3] ;
- de verpleegkundige tevens eerst verantwoordelijke, mevrouw [naam 4] .

Standpunten ter zitting

Door en namens cliënt is er ter zitting naar voren gebracht dat cliënt graag de wens heeft om naar huis te gaan, deze wens is constant aanwezig. De advocaat brengt naar voren dat zij uitgebreid het verzoek heeft kunnen bespreken met cliënt. Hij liet blijken te weten waarover het verzoek gaat. Cliënt gaf aan dat hij het hier prettig vindt maar toch graag naar huis te willen. Hij heeft na het overlijden van zijn vrouw zich circa 15 jaar geheel zelfstandig staande kunnen houden en kan dat nog. Hij heeft thuis een hele verzameling fuchsia’s, zowel binnen als buiten in zijn tuin, en maakt zich zorgen over de verzorging daarvan. De planten die buiten staan moeten bijvoorbeeld tijdig vóór de winter naar binnen. De buurvrouw doet heel veel, maar de fuchsia’s zijn teveel voor haar. Ook wil hij graag naar zijn hond. Naar aanleiding van deze laatstgenoemde wens vertelt de advocaat met cliënt te hebben besproken dat zijn hond al een tijd geleden is overleden en daar ging cliënt niet meer tegenin. Dit deed hij nog wel tijdens de behandeling van de voorgaande rechterlijke machtiging. Dit duidt volgens de advocaat over afwezigheid van verzet. Gelet hierop bepleit de advocaat primair de afwijzing van het verzoek. Daarnaast betwist de advocaat of een rechterlijke machtiging voor de duur van vijf jaar passend is in het geval van cliënt. Als al gesproken kan worden van aanwezig verzet dat cliënt op dit moment laat zien, zal gelet op de aard van de aandoening dit hoogstwaarschijnlijk steeds verder afnemen en verdwijnen na verloop van één of twee jaar. Subsidiair verzoekt de advocaat om de duur van de machtiging te beperken tot twaalf maanden.
De verpleegkundige specialist heeft ter zitting toegelicht dat cliënt is gediagnosticeerd met uitgebreide neurocognitieve stoornissen passend bij dementie. Hierbij staan de stoornissen met betrekking tot het korte en lange termijngeheugen op de voorgrond. Cliënt geeft dagelijks aan dat hij naar huis wil. In het afgelopen half jaar is cliënt ook een paar keer ontsnapt van de afdeling om naar huis te gaan, maar eenmaal buiten kon hij de route naar huis niet vinden en toonde hij zich vanwege de aandoening niet verkeer. Ook van zijn handelen overziet hij de gevolgen niet meer en daardoor kan er ernstig nadeel. Er is sprake van een progressief ziektebeeld. Hierdoor verwacht de verpleegkundige specialist geen verbetering van het toestandsbeeld. Gezien het verzet dat cliënt toch zo’n drie à vier keer per week nog laat horen èn gelet op zijn ziektebeeld is een verlenging van de rechterlijke machtiging nodig. Desgevraagd geeft de verpleegkundige specialist aan dat de medische verklaring nog steeds actueel is en recht doet aan de situatie van cliënt. Hier wordt ook nog gezien dat cliënt nog steeds rouwt om de afwezigheid van zijn huisdier. Hierbij komt de realiteit en de beleving van cliënt niet altijd overeen. Wat betreft de duur van de rechterlijke machtiging denkt de verpleegkundige specialist dat vijf jaar inderdaad lang is en een machtiging van twee jaar meer passend, omdat vanwege de progressieve aard van de aandoening het verzet wellicht zal veranderen. Cliënt heeft vasculaire dementie en deze aandoening verloopt in fasen. Nog heel heldere momenten worden afgewisseld met slechte momenten en de achteruitgang verloopt trapsgewijs.
De verpleegkundige tevens eerst verantwoordelijke heeft ter zitting naar voren gebracht dat cliënt de laatste tijd meer ondersteuning nodig heeft, vooral vanwege zijn incontinentie en bij de volgorde van de ADL. Verder heeft betrokkene ondersteuning nodig bij zijn diabetes, zowel bij het toedienen van insuline als de keuze en juiste inname van voeding ter voorkoming van een ongezond eetpatroon. In de thuissituatie lukte het cliënt beide niet meer om daarvoor adequaat te zorgen.
De mentor, tevens ook bewindvoerder, is akkoord met de verzochte machtiging. Ondanks de grote inzet van de buurvrouw is het volgens haar ook niet langer verantwoord en doenlijk dat cliënt nog zelfstandig thuis gaat wonen. Zij heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat onderzocht wordt het huis te verkopen om het verblijf in de zorgaccommodatie te bekostigen. De procedure zal in gang worden gezet, gezien het volgens de verklaring van de onafhankelijk arts met betrekking tot de thuissituatie. Daarbij komt dat er sprake is van een progressief ziektebeeld.

Beoordeling

Op 15 april 2025 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie verleend tot en met 15 oktober 2025.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten vasculaire dementie, gevorderd
.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting behandeld blijkt dat cliënt door zijn diagnose en de daaruit voortvloeiende gedragingen, niet langer in staat is om voor zichzelf te zorgen. Hij is voor zowel de dagelijkse gang van zaken als medische verzorging en veiligheid buitenshuis afhankelijk van anderen. Hierdoor kan cliënt niet meer op een veilige manier zelfstandig blijven wonen, zonder dat er een aanzienlijk risico bestaat op ernstig nadeel. Op de afdeling is vastgesteld dat cliënt ernstig gedesoriënteerd en verward is, waardoor hij bijvoorbeeld zijn eigen kamer op de verpleegafdeling niet meer zelfstandig kan terugvinden. Ook is tijdens de afgelopen maanden gebleken dat cliënt continu begeleiding en volledige ondersteuning nodig heeft bij zijn ADL. Indien cliënt terugkeert naar zijn oude thuissituatie, is de kans op zelfverwaarlozing reëel. Vanuit zijn dementie leeft cliënt in het verleden en is hij ervan overtuigt dat hij nog alles zelf kan. Hij beseft niet dat hij dementie heeft en heeft ook niet het inzicht wat dat betekent voor zijn leven. Daarom ziet hij niet in dat hij niet meer terug kan naar huis. Tevens denkt cliënt dat zijn inmiddels overleden hond [naam hond] thuis op hem wacht. Cliënt heeft tot op heden nog steeds veel verdriet dat hij [naam hond] moet missen en hij krijgt om die reden hulp bij rouwverwerking. Verder blijkt dat cliënt niet meer in staat is om zijn eigen zorg- en geldzaken te behartigen, waardoor hij een mentor tevens bewindvoerder heeft. Cliënt heeft hiervan zelf totaal geen weet.
De voortzetting van het verblijf in een accommodatie is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf in een accommodatie. Cliënt uit op de afdeling herhaaldelijk een ontslagwens.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. Omdat de stoornis progressief van aard is en het niet valt uit te sluiten dat het verzet van cliënt in de loop van de tijd verder afneemt, acht de rechtbank een eerder toetsmoment belangrijk dan pas na vijf jaar. De machtiging zal daarom worden verleend voor de duur van één jaar.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[cliënt] ,

geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 september 2026;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door T.C. Melman als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 september 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 oktober 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.