ECLI:NL:RBDHA:2025:18731
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om voorlopige voorzieningen in vreemdelingenzaken
Op 10 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers vroegen om voorlopige voorzieningen. Deze verzoeken waren ingediend om te voorkomen dat zij tijdens de behandeling van hun beroepen tegen de afwijzing van hun aanvragen tot verblijf zouden worden uitgezet. De verzoekers, waaronder meerdere personen en hun kinderen, werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. M.R. van der Pol. De minister van Asiel en Migratie was vertegenwoordigd door mr. I. van Es. De zittingen vonden plaats op 16 mei 2025 en 29 september 2025, waarbij zowel de verzoekers als de gemachtigden van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag de beroepen van de verzoekers gegrond verklaard, waardoor de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet langer nodig waren. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen dan ook afgewezen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister van Asiel en Migratie veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 907,-. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht en betreft één punt voor het indienen van de verzoeken om voorlopige voorzieningen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.