ECLI:NL:RBDHA:2025:18730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.15163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Iraakse en Armeense eisers in het kader van de beoordeling van Armenië als veilig land van herkomst

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit eiser 1, zijn echtgenote en eiser 2 (de broer van eiser 1), een aanvraag ingediend voor de verlenging van hun verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 31 maart 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen op 16 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Na een heropening van het onderzoek op 19 mei 2025, waarbij aanvullende besluiten van de minister zijn ingetrokken, heeft de rechtbank op 18 juli 2025 het onderzoek gesloten. Op 23 juli 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om te beoordelen of Armenië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat Armenië veilig is, maar de rechtbank heeft dit standpunt verworpen. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvragen ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en de minister opgedragen nieuwe besluiten te nemen, waarbij de proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 2.721,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.15163, NL25.15167 en NL25.15172

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser 1,

V-nummer: [nummer 1] ,
zijn echtgenote
[naam 2], eiseres,
V-nummer: [nummer 2] ,
[naam 3], eiser 2,
V-nummer: [nummer 3] ,
de broer van eiser 1,
tezamen eisers,
mede namens de kinderen van eiser 1 en eiseres
[naam 4] , [naam 5] en [naam 6]
(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol)
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Procesverloop

1. Eisers hebben op 27 september 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft bij afzonderlijke besluiten van 31 maart 2025 (de bestreden besluiten) deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister, mr. B.W. Zagers. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten
1.3.
Op 19 mei 2025 is het onderzoek heropend om de minister in de gelegenheid te stellen te reageren op hetgeen de gemachtigde van eisers op zitting heeft aangevoerd ten aanzien van de aanvullende besluiten van de minister van 8 mei 2025, waarin het aan eiser 1 en eiseres verleende uitstel van vertrek is ingetrokken en hen een terugkeerbesluit is opgelegd.
1.4.
Bij besluit van 5 juni 2025 heeft de minister de aanvullende besluiten van 8 mei 2025 ingetrokken, dat wil zeggen dat hen weer uitstel van vertrek wordt verleend en de opgelegde inreisverboden en terugkeerbesluiten worden ingetrokken. De gemachtigde van eisers heeft geen reactie overgelegd. De rechtbank heeft op 18 juli 2025 het onderzoek gesloten.
1.5.
Op 23 juli 2025 heeft de rechtbank wederom aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. Dit omdat zij een nader standpunt wilde op de vraag of Armenië kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat, mede gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 1 augustus 2025 [1] , Armenië niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De minister stelt zich op het standpunt dat daarmee sprake is van een motiveringsgebrek, maar dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand kunnen blijven. Vervolgens heeft de rechtbank de gemachtigde van eisers de gelegenheid geboden om op dit standpunt te reageren. De gemachtigde van eisers heeft geen reactie overgelegd maar heeft wel aangegeven dat eisers nader ter zitting gehoord willen worden.
1.6.
Daarop heeft de rechtbank de beroepen van eisers op 29 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De beroepen zijn gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser 1 heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser stelt de Iraakse nationaliteit te hebben evenals zijn broer, eiser 2. Beiden zijn in Irak geboren en opgegroeid. Eiseres en de kinderen hebben de Armeense nationaliteit. In 2014 is eiser 1 met zijn gezin en zijn broer, eiser 2, naar Armenië vertrokken. Daar ging hij in 2016 als automonteur werken en ontstonden er problemen. Eiser 1 werd gediscrimineerd, bedreigd, afgeperst en mishandeld door mensen van een criminele bende omdat hij afkomstig was uit Irak. Mede om die reden hebben eiser 1, zijn gezin en eiser 2 in 2017 enkele maanden in Irak verbleven. Bij terugkeer in Armenië werden zij weer geconfronteerd met dezelfde problemen. Ditmaal werden ook eiseres en de kinderen lastiggevallen. Daarop hebben zij in september 2024 besloten het land te verlaten en zijn zij met behulp van een reisagent naar Nederland gereisd.
Het bestreden besluit
5. De minister merkt vooraf op dat eiseres en eiser 2 zich (grotendeels) beroepen op dezelfde asielmotieven als eiser 1. Voor de problemen van eiser 2 en eiseres wordt door de minister derhalve verwezen naar de overwegingen in het besluit gericht aan eiser 1.
6. Het asielrelaas van eiser 1 bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
De gestelde problemen en bedreigingen vanwege zijn Iraakse afkomst;
De gestelde discriminatie in Armenië vanwege zijn afkomst uit Irak.
De minister stelt zich op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst worden gevolgd evenals de gestelde discriminatie in Armenië vanwege zijn afkomst uit Irak. Ten aanzien van eisers nationaliteit wordt opgemerkt dat ervan wordt uitgegaan dat eiser de Iraakse en de Armeense nationaliteit bezit. Eiser heeft aanvankelijk namelijk verklaard dat hij zowel de Armeense als Iraakse nationaliteit bezit en dat hij een Armeens paspoort heeft gehad. Dat in de correcties en aanvullingen wordt aangegeven dat het Armeense paspoort is vervalst en dat eiser alleen de Iraakse nationaliteit heeft, wordt niet gevolgd. Uit het EUVIS-systeem blijkt namelijk dat eiser op 10 september 2024 een Grieks visum heeft aangevraagd met een Armeens paspoort. De gestelde problemen en bedreigingen vanwege de Iraakse afkomst van eiser 1 (element 2) wordt door de minister niet geloofwaardig geacht. Dit omdat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen (artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw 2000). Ter onderbouwing van dit standpunt voert de minister aan dat eiser vaag heeft verklaard over de mensen die hem zouden hebben bedreigd. Eiser heeft verklaard dat hij de mannen niet kende en denkt dat het maffia is, maar dit is volgens de minister niet voldoende, te meer nu eiser heeft verklaard vaker ruzie met ze te hebben gehad. Verder heeft eiser wisselende verklaringen afgelegd over het al dan niet bescherming hebben gezocht bij de autoriteiten tegen de gestelde problemen. Ten aanzien van de geloofwaardig geachte asielmotieven en feiten en omstandigheden heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat Armenië in zijn algemeenheid wordt gezien als een veilig land van herkomst, terwijl uit eisers verklaringen niet blijkt dat Armenië voor hem persoonlijk niet veilig is.
6.1.
Ten aanzien van de door eiser ondervonden discriminatie merkt de minister op dat uit de verklaringen niet blijkt dat deze een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiser 1 onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Zo heeft eiser 1 verklaard een huurwoning te hebben gehad, hadden de kinderen toegang tot onderwijs en is niet gebleken dat het gezin geen toegang had tot de zorg. Ook had eiser 1 toegang tot de arbeidsmarkt, kon hij werken en zelfs een eigen bedrijf opstarten. In geval van problemen kan eiser 1 de bescherming van de autoriteiten inroepen. Omdat eiser 1 en eiseres dit niet hebben gedaan is niet gebleken dat de autoriteiten hen niet willen of kunnen beschermen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Stanpunten eisers
7. Eisers voeren allereerst aan dat de minister ten onrechte ervan uitgaat dat eiser 1 en eiser 2 naast de Iraakse, ook de Armeense nationaliteit hebben. Alleen eiseres en de kinderen zijn in het bezit van de Armeense nationaliteit. Eiser 1 heeft aangegeven dat de reisagent in 2024 tegen betaling voor hem en eiser 2 een Armeens paspoort heeft geregeld waarmee diezelfde reisagent schijnbaar een Grieks inreisvisum heeft kunnen aanvragen. Dit alles is buiten eisers om geregeld. Ter zitting is toegelicht dat, zoals blijkt uit ChatGPT, eiser 2 in ieder geval niet voldoet aan de materiële vereisten voor het Armeens staatsburgerschap. Mogelijk zou eiser 1 wel in aanmerking kunnen komen voor het Armeens staatsburgerschap gezien zijn huwelijk met een Armeense vrouw, maar hij heeft uitdrukkelijk verklaard nooit een Armeens paspoort te hebben aangevraagd. Tevens is benadrukt dat de Iraakse identiteitsbewijzen zijn onderzocht en echt zijn bevonden. Verder acht de minister de door eiser 1 gestelde problemen en bedreigingen ten onrechte niet geloofwaardig. Eiser 1 is van mening niet vaag verklaard te hebben over de personen die hem bedreigd, geïntimideerd en mishandeld hebben. Hij kent weliswaar de namen van de personen niet maar het was duidelijk dat de bedreigingen een etnische achtergrond hadden. Daarnaast wordt door de minister ten onrechte niet gevolgd dat eiser 1 in 2016 met een mes in het hoofd is gestoken. Ook werpt de minister ten onrechte tegen dat eiser 1 wisselde verklaringen heeft afgelegd over het vragen van bescherming bij de Armeense autoriteiten. Eiser 1 heeft verklaard dit geprobeerd te hebben door zich te melden bij de politie maar deze weigerde zijn aangifte op te nemen omdat hij geen namen kon noemen van zijn belagers. Daarnaast blijft de minister ten onrechte toetsen of eisers kunnen terugkeren naar Armenië. Eisers 1 en 2 hebben de Iraakse nationaliteit en Irak is voor hen geen veilig land van herkomst. Daarbij is ook Armenië geen veilig land van herkomst voor eiser zoals hij heeft aangetoond door middel van zijn relaas. De minister heeft de aanvragen van eisers dan ook niet kennelijk ongegrond kunnen afdoen. Ter zitting is nog aangevoerd dat, gelet op de beroepsgronden, bij een gegrond verklaard beroep de rechtsgevolgen niet in stand gelaten kunnen worden, gelet op hetgeen eisers hebben aangevoerd.
Verweerschrift
8. In het verweerschrift heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 1 augustus 2025, Armenië niet als veilig land van herkomst kan worden aangewezen. De minister stelt zich op het standpunt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten echter in stand kunnen blijven omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een rechtsgrond voor verlening van de gevraagde asielvergunningen bestaat. In dit kader voert de minister primair aan dat in de bestreden besluiten een volle geloofwaardigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden en dat eisers de door hen gestelde problemen niet aannemelijk hebben gemaakt dan wel dat deze voldoende zwaarwegend zijn te achten. Subsidiair stelt de minister zich op het standpunt dat, voor zover van de gestelde problemen dient te worden uitgegaan, eisers de bescherming van de autoriteiten van Armenië kunnen inroepen.

De beoordeling door de rechtbank

Veilig land van herkomst
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister Armenië ten onrechte heeft aangemerkt als veilig land van herkomst, zoals ook volgt uit het eerder vermelde arrest van het Hof van Justitie van 1 augustus 2025. De minister heeft de aanvragen van eisers dan ook ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten op grond van artikel 8:71, derde lid, van de Awb in stand te laten.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat de procedures van eisers zijn opgestart in de spoor 2 (de versnelde procedure). In dat kader heeft eiser 1 op 15 oktober 2024 een aanmeldgehoor heeft gehad. Op dezelfde datum heeft de minister eiser 1 bericht dat zijn procedure verder zal worden behandeld in de algemene asielprocedure (spoor 4), in afwachting van de procedures van eiseres en eiser 2 in spoor 2. Onder meer is er in spoor 2:
- geen rust- en voorbereidingstermijn;
- geen medisch onderzoek;
- maar één gehoor.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de procedures van eisers ten onrechte in spoor 2 zijn afgedaan. Vast te stellen valt immers dat eiser 1 ook na het bericht van 15 oktober 2024 niet nader is gehoord dan wel dat de overige procedurele waarborgen in spoor 4 zijn toegepast. Dat de minister op 15 oktober 2024 heeft aangegeven de behandeling van de aanvraag van eiser 1 voort te zetten in de algemene asielprocedure vormt daarom geen aanleiding voor een ander oordeel omdat, zoals ook uit het schrijven blijkt, hiervoor enkel is gekozen in afwachting van de procedure van eiser 2 en eiseres. Wat betreft de procedurele waarborgen heeft dit dan ook geen gevolgen gehad, terwijl eisers wel recht hadden op deze waarborgen. De rechtbank kan hierdoor niet uitsluiten dat eisers in hun belangen zijn geschaad. De rechtbank acht hierbij mede van belang dat eiser 1 wordt tegengeworpen dat hij vaag en wisselend heeft verklaard over zijn gestelde problemen en dat hij hierover niet nader is gehoord.
9.3.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten en dienen de aanvragen alsnog in het juiste spoor te worden behandeld met de daarbij behorende procedurele waarborgen. Nu het beroep reeds op grond van voorgaande overwegingen gegrond is en de bestreden besluit niet in stand kunnen blijven, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen gegrond. De bestreden besluiten worden vernietigd en de minister zal nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is geoordeeld.
11. Omdat de beroepen gegrond zijn krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. Omdat sprake is van samenhangende beroepen worden de zaken voor wat betreft de hoogte van de proceskosten beschouwd als één zaak. De kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 2 punten voor het tweemaal verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- bij een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank;
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten van 31 maart 2025;
  • draagt de minister op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.721,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2025:591.