ECLI:NL:RBDHA:2025:18702
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van eisers afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid na vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eisers, bestaande uit meerdere personen en hun minderjarige kinderen, hebben op 20 maart 2025 asielaanvragen ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 12 mei 2025 afgewezen, omdat ze als ongegrond werden beschouwd. Na de afwijzing zijn eisers met onbekende bestemming vertrokken, wat leidde tot een situatie waarin de rechtbank zich moest afvragen of eisers nog procesbelang hadden bij hun beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers in verschillende Europese landen asiel hebben aangevraagd en telkens met onbekende bestemming zijn vertrokken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eisers impliciet hun beroep hebben ingetrokken. De gemachtigde van eisers heeft op 18 september 2025 meegedeeld dat het contact met eisers is verbroken, wat de rechtbank deed besluiten dat eisers geen rechtens te beschermen procesbelang meer hadden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk is beoordeeld. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.