ECLI:NL:RBDHA:2025:1870
Rechtbank Den Haag
- Op tegenspraak
- H.M. Braam
- M.C. Ritsema van Eck - van Drempt
- M. de Kock - Molendijk
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor medeplegen van een poging zware mishandeling en bedreiging door gebrek aan nauwe en bewuste samenwerking
Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en bedreiging. De tenlastelegging betrof een incident op 1 september 2024 te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte samen met anderen een schot zou hebben gelost in de richting van [naam 1] en/of [naam 2]. Tijdens de zitting op 30 januari 2025 heeft de officier van justitie, mr. S. Kooij, gevorderd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, met een eis tot gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.B.M. Nohl, pleitte voor integrale vrijspraak van de verdachte. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1], die daadwerkelijk het schot had gelost. De rechtbank oordeelde dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden verklaard, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen waar meerdere verdachten betrokken zijn. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, en dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffiers mr. J.E. Stevers en R.O. Hollander.