3.5.Bewijsoverwegingen
Oplichting [naam 2]
(hierna: [naam 2] ) heeft aangifte gedaan van fraude via telefoonberichten. Op 22 juli 2024 heeft [naam 2] een whatsappbericht van, naar hij op dat moment dacht, zijn zoon gekregen, die hem liet weten een ander telefoonnummer te hebben. Op 24 juli 2024 kreeg [naam 2] vanaf het nieuwe nummer berichten dat het niet lukte om een bankapplicatie te openen en werd [naam 2] gevraagd om twee rekeningen te betalen. [naam 2] liet daarop weten dit wel te willen voorschieten. Hij kreeg twee ‘tikkies’ tot een totaalbedrag van
€ 1.900,-, die hij betaalde. Kort daarna kwam [naam 2] er achter dat het niet zijn zoon was die hem deze berichten had gestuurd.
De rechtbank stelt vast dat [naam 2] door een combinatie van in de wet genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot de afgifte van geld. Het oogmerk hiervan kan niet anders zijn geweest dan wederrechtelijke bevoordeling.
Betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [naam 2] . De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daarover het volgende.
Op 30 juli 2024 werden tijdens een doorzoeking in de slaapkamer van de verdachte in de woning aan de [straatnaam] in Schiedam op het bed twee telefoons aangetroffen: een Samsung A41 en een iPhone 15. Op de Samsung A41 zijn meer dan 20.000 ‘vriend-in-nood’ fraudeberichten gevonden. Het whatsappgesprek met [naam 2] is ook aangetroffen. Op de iPhone 15 is daarnaast een filmpje van 25 juli 2024 aangetroffen, waarop zichtbaar is dat een hand met donkere huidskleur door een whatsappgesprek scrolt met de naam van [naam 2] . Uit de tekst van dit gesprek leidt de rechtbank af dat op dit filmpje het betreffende whatsappgesprek met [naam 2] zichtbaar is.
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte de gebruiker is geweest van deze beide telefoons. Op de iPhone 15 is een e-mailadres met de voornaam van de verdachte aangetroffen en een foto van zijn paspoort. Daarnaast heeft de verdachte op de terechtzitting verklaard dat het kan kloppen dat dit zijn telefoon is en dat hij de enige gebruiker is van een in deze telefoon aangetroffen snapchataccount.
Met betrekking tot de Samsung A41 heeft de verdachte op de terechtzitting verklaard dat hij deze telefoon van iemand heeft geleend. Hij gebruikte deze niet anders dan voor bepaalde downloads die hij niet via zijn iPhone kon krijgen. De rechtbank begrijpt dat de verdachte bedoelt dat die telefoon niet van hem was en dat de aangetroffen ‘vriend in nood’-berichten niet door hem zijn verstuurd. Op verdere vragen daarover heeft de verdachte geen antwoord gegeven. De verdachte heeft verklaard niet meer te weten sinds wanneer hij de telefoon had geleend. Uit de historische telefoongegevens van de Samsung A41 blijkt dat deze in Zutphen is aangestraald op 25 juli 2024, een dag nadat [naam 2] de ‘tikkies’ ontving en de verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij die dag inderdaad in Zutphen was. De telefoon is verder enkele dagen later, op 30 juli 2024, net als de iPhone 15 aangetroffen op het bed van de verdachte, hetgeen er ook op duidt dat de telefoon actief bij hem in gebruik was. In de tussenliggende periode zijn bovendien nog ‘vriend-in-nood’ fraudeberichten gestuurd met de Samsung A41. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij de A41 alleen geleend had en dat deze, naar de rechtbank begrijpt, op dat moment niet bij hem in gebruik was, gelet op het voorgaande ongeloofwaardig en schuift deze ter zijde.
Het voorgaande betekent dat het betreffende whatsappgesprek met [naam 2] is aangetroffen op een telefoon die bij de verdachte in gebruik was en dat met de andere telefoon van de verdachte een filmpje is gemaakt van dat whatsappgesprek. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat een opname van een oplichtingsgesprek wordt gemaakt als de gebruiker van de telefoon daarbij geen betrokkenheid heeft. Zonder een reëel alternatief scenario, wat ook niet door de verdachte is geschetst, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die zich via whatsapp heeft voorgedaan als de zoon van [naam 2] en [naam 2] heeft bewogen om een geldbedrag van in totaal € 1.900,- te betalen.
Conclusie
Concluderend kan op grond van de bewijsmiddelen bewezen worden verklaard dat het de verdachte is geweest die [naam 2] heeft opgelicht. Er zijn geen aanknopingspunten voor de betrokkenheid van een ander of anderen. Dit betekent dat de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen acht.
Ten aanzien van feit 4
Oplichting [naam 3]
(hierna: [naam 3] ) heeft aangifte gedaan van oplichting via een babbeltruc. Op 25 juli 2024 werd [naam 3] , toen 85 jaar, rond 14:15 uur gebeld toen zij zich in haar woning bevond aan de [adres 2] in Zutphen. Zij kreeg een vrouw aan de telefoon, die zei dat ze van de politie was. De vrouw vertelde dat er in de buurt was ingebroken en dat er een undercover politieagent zou langskomen om sieraden op te halen en hiervan foto’s te maken voor de verzekering. Rond 14:45 uur ging de bel. De vrouw aan de telefoon zei dat haar collega voor de deur stond. [naam 3] opende de deur voor een man, die zich voorstelde als [valse naam 1] en als dienstnummer [nummer] opgaf. [naam 3] gaf al haar sieraden, desgevraagd ook de ringen die zij omhad, aan de man mee. Nadat de man vertrok, verbrak de vrouw aan de telefoon de verbinding. [naam 3] belde de politie. Toen de politie bij haar thuis was, kwam zij er achter dat zij ook haar pinpas en ID-kaart miste, die zich in haar handtasje in de woonkamer bevonden.
De rechtbank stelt vast dat [naam 3] door een combinatie van in de wet genoemde oplichtingsmiddelen is bewogen tot de afgifte van sieraden en dat het oogmerk niet anders kan zijn geweest dan wederrechtelijke bevoordeling. De rechtbank acht, zoals ook de officier van justitie naar voren heeft gebracht, niet bewezen dat [naam 3] is bewogen tot de afgifte van de pinpas en ID-kaart, omdat geen oplichtingsmiddelen zijn gebruikt bij deze wegneming.
Betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het de verdachte is geweest die als (mede)pleger betrokken is geweest bij deze oplichting. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daarover het volgende.
Op zowel de Samsung A41 als de iPhone 15, die zoals de rechtbank hiervoor vaststelde beide in gebruik waren bij de verdachte, zijn gegevens aangetroffen die met de oplichting van [naam 3] in verband kunnen worden gebracht. Op de Samsung A41 is via Google Maps gezocht op het adres van [naam 3] . Daarnaast blijkt uit de historische gegevens van deze telefoon dat deze op 25 juli 2024 om 13:15 uur, dus kort voordat de babbeltruc plaatsvond, aanstraalde in Zutphen. De verdachte heeft op de terechtzitting ook bevestigd dat hij die dag in Zutphen was, hij was daar in/met de auto. De verdachte ontkent bij [naam 3] te zijn geweest.
Op de iPhone 15 is verder een groeps-snapchat aangetroffen waartoe ook het account KS behoorde. De verdachte heeft verklaard dat hij de enige gebruiker is van dat account. In die groepschat is op 25 juli 2024 om 14:13 uur, dus rond het tijdstip waarop aangever [naam 3] werd gebeld, een chat gestuurd aan het account van de verdachte met de tekst ‘ [adres 2] ’. Korte tijd later, om 14:39 uur, worden de berichten ‘ [valse naam 2] ’ en ‘ [nummer] ’ in een één op één snapchat aan het account van de verdachte gestuurd. Op de voornaam na zijn dit de gegevens, die de persoon die zich voordeed als agent rond 14:45 uur aan [naam 3] doorgaf.
De verdachte heeft ontkend bij deze babbeltruc betrokken te zijn, maar heeft op bijna alle verdere vragen, onder andere over de snapchatberichten, geantwoord het niet te weten. Naar het oordeel van de rechtbank kan het gelet op het voorgaande niet anders dan dat de verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [naam 3] . Zonder enige verklaring van de verdachte over de reden van zijn aanwezigheid in Zutphen en over de inhoud van de snapchatberichten die onmiskenbaar de oplichting bij [naam 3] betreffen, kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden verklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [naam 3] en dat de verdachte daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer onbekend gebleven daders. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de modus operandi, de manier van werken, in essentie hetzelfde is geweest als in het geval van [naam 1] . Dit soort oplichtingszaken kan ook alleen slagen als sprake is van een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de betrokken personen. De rechtbank neemt daarom op grond van de bewijsmiddelen aan dat de verdachte een wezenlijke en significante bijdrage aan het plegen van het delict heeft gehad. Of hij zelf bij [naam 3] in de woning is geweest, is daarvoor niet doorslaggevend.
Conclusie
Concluderend kan op grond van de bewijsmiddelen bewezen worden verklaard dat de verdachte de oplichting van [naam 3] heeft medegepleegd.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen eveneens bewezen verklaard dat de verdachte niet-openbare gegevens, te weten leadlijsten, voorhanden heeft gehad terwijl hij moest vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De Samsung A41, die op 30 juli 2024 in de slaapkamer van de verdachte in de woning aan de [straatnaam] in Schiedam in beslag is genomen, is onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat via Telegram gesprekken zijn gevoerd waarin lijsten met telefoonnummers werden uitgewisseld, zogenaamde leadlijsten. Op de Samsung A41 zijn in totaal 26 van dit soort lijsten met per lijst 1000 telefoonnummers ontvangen. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de verdachte de gebruiker was van deze Samsung telefoon. De verdachte moet zich, mede gelet op het grote aantal lijsten en telefoonnummers die in verschillende gesprekken zijn ontvangen, bewust zijn geweest van de bestanden die zich daarop bevonden. Hij heeft de leadlijsten op deze telefoon dus voorhanden gehad.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, gaat het hier naar het oordeel van de rechtbank om niet-openbare gegevens. De lijsten bestaan uit vele duizenden 06-nummers. Het gaat daarbij niet om opvolgende 06-nummers. Het kan niet anders zijn dan dat deze lijsten met telefoonnummers door middel van een misdrijf zijn verkregen. Dit soort lijsten zijn immers niet vrij toegankelijk op het internet beschikbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de lijsten met telefoonnummers van misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft de betreffende lijsten verkregen via het platform Telegram. De lijsten stonden op de Samsung A41. Met die telefoon zijn meer dan 20.000 ‘vriend-in-nood’ fraudeberichten verstuurd. Het beoogde gebruik van de telefoonnummers op deze lijsten is dan ook evident en moet dat ook voor de verdachte zijn geweest.