ECLI:NL:RBDHA:2025:18633
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.N. van Rijn
- M.J. Schelhaas
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake verblijfsvergunningen voor kennismigrant en gezinsleden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 oktober 2025, is het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Eisers, die verblijfsvergunningen hadden als kennismigrant en gezinslid, waren het niet eens met de intrekking van hun vergunningen door de minister van Asiel en Migratie, met terugwerkende kracht tot 1 november 2017. De rechtbank oordeelde dat eisers met hun beroep niet konden bereiken wat zij wensten, aangezien zij vanaf 7 maart 2024 een nieuwe verblijfsvergunning hadden verkregen. De rechtbank stelde vast dat er een verblijfsgat was ontstaan, wat grote gevolgen had voor de termijn voor naturalisatie. De rechtbank concludeerde dat eisers geen procesbelang hadden, omdat zij geen rechtsmiddelen hadden aangewend tegen eerdere afwijzingen van hun aanvragen voor verlenging van de vergunningen. De rechtbank oordeelde dat zelfs als eisers gelijk zouden krijgen, er nog steeds een verblijfsgat zou blijven bestaan. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en gaf geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.