Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eindbeschikking gedaan in een zaak betreffende de omgangsregeling tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, die in het verleden was verzocht om onderzoek te doen naar de omgangsregeling. De ouders hebben na de zitting overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, waarbij de vader heeft aangegeven dat het contact tussen hem en de minderjarige goed verloopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in staat zijn om de omgangsregeling in onderling overleg en met afstemming met de minderjarige vorm te geven. De rechtbank heeft de eerdere verzoeken van de vader en moeder met betrekking tot de omgangsregeling als ingetrokken beschouwd, en heeft besloten dat de ouders de omgangsregeling voortaan gezamenlijk zullen bepalen. De beschikking is uitgesproken door kinderrechter mr. C. Witteman, bijgestaan door griffier mr. I.E. Moerkerk-van Kersbergen, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.