ECLI:NL:RBDHA:2025:18594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
09/178421-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van een fiets met braak en verbreking met oplegging van een ISD-maatregel

Op 8 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een fiets. De verdachte, geboren in 1990 en momenteel gedetineerd, heeft op 8 januari 2025 in 's-Gravenhage een fiets weggenomen die toebehoorde aan een ander, door zich toegang te verschaffen tot de plaats van het misdrijf door middel van braak en/of verbreking. Tijdens de zitting op 24 september 2025 heeft de verdachte het ten laste gelegde bekend, en zijn raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaren, gezien zijn recidive en de ernst van het feit. De verdachte is een veelpleger met een strafblad dat meerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten bevat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, dat aangaf dat de verdachte te maken heeft met middelenproblematiek en andere sociale problemen. De rechtbank oordeelt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en om de verdachte de kans te geven zijn problematiek aan te pakken. De rechtbank heeft de maatregel opgelegd voor de maximale duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/178421-25
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. van Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Zech naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2025 te 's-Gravenhage een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting het tenlastegelegde bekend. Zijn raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en zijn raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit, terwijl de officier van justitie eveneens heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025017599, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 57).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 september 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 17 januari 2025 (p. 7-8);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 maart 2025 (p. 14-16).
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij omstreeks 8 januari 2025 te 's-Gravenhage een fiets die aan [naam 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De rechtbank heeft taal- en/of typefouten in de tenlastelegging verbeterd, zonder de verdachte in zijn verdediging te schaden.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De oplegging van de maatregel
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 1 jaar.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt bij haar beoordeling het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een racefiets uit een afgesloten fietsenstalling. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar, en ook in de jaren daarvoor vanaf 2013, veelvuldig is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor vergelijkbare feiten. De verdachte is dus een zeer actieve veelpleger.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 15 juli 2025, dat is opgemaakt en ondertekend door [naam 2] , reclasseringswerker, en [naam 3] , unitmanager.
In het rapport staat vermeld dat het plegen van strafbare feiten door de verdachte te maken heeft met middelenproblematiek en met problemen op alle leefgebieden, namelijk het ontbreken van een adequaat ondersteunend netwerk in Nederland en het gebrek aan goede huisvesting en voldoende (financiële) middelen om te voorzien in zijn levensonderhoud. Hij heeft ook geen geldig identiteitsbewijs, staat niet ingeschreven in Nederland, is niet verzekerd en beschikt niet over een Burgerservicenummer. Omdat hij nooit in Nederland is ingeschreven, heeft hij waarschijnlijk geen of onvoldoende rechten opgebouwd ten aanzien van sociale zekerheid in Nederland waardoor hem weinig praktische hulp kan worden aangeboden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert om aan de verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, nu zij geen andere mogelijkheden ziet om het delictgedrag van de verdachte te veranderen.
ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel. Het feit waarvoor de verdachte wordt veroordeeld is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voordat hij dit feit pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het feit waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, aangezien over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Omdat de verdachte steeds weer overlast en schade veroorzaakt, gaat nu het belang van de samenleving voor. Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij terug zal keren naar Polen, heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat hij dit ook daadwerkelijk zal doen dan wel dat hij niet terug zal keren naar Nederland en opnieuw voor overlast en schade voor de Nederlandse maatschappij zal zorgen. Immers heeft hij kort voor de terechtzitting bij de reclassering nog stellig herhaald dat hij niet naar Polen wil terugkeren en ook heeft hij voor een eventuele terugkeer geen concreet plan. Het aangeboden alternatief, erop neerkomend dat aan de verdachte geen ISD-maatregel zal worden opgelegd en hij kan terugkeren naar Polen, is dus naar het oordeel van de rechtbank geen reële optie. Daarnaast kan de ISD-maatregel een bijdrage leveren aan het oplossen van de middelenproblematiek en andere problemen van de verdachte en aan het voorkomen van herhaling van delictgedrag na afloop van de ISD-maatregel.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
legt aan de verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (TWEE) JAREN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Tsjapanova, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck – van Drempt, rechter,
mr. S.M. Krans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Stevers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2025.