In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2025, met zaaknummers NL25.28274 en NL25.28275, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De rechtbank heeft eerder, op 4 september 2025, een tussenuitspraak gedaan waarin geconstateerd werd dat er gebreken waren in de behandeling van de aanvraag door verweerder, de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.B. Ullah, heeft op 22 augustus 2025 haar zaak gepresenteerd, maar verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de geconstateerde gebreken te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, vooral gezien de situatie van Turkse asielzoekers in Bulgarije. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de aanwijzingen uit de tussenuitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard en krijgt eiseres een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegewezen.