ECLI:NL:RBDHA:2025:18551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/687865 / KG ZA 25-646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot oplegging van een locatie- en contactverbod in kort geding met betrekking tot huiselijk geweld en persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de vrouw in kort geding een vordering ingediend tegen de man, waarbij zij verzocht om een locatie- en contactverbod op te leggen. De vrouw stelt dat er sprake is van huiselijk geweld en dat de man haar en hun minderjarige kind structureel lastigvalt. De man ontkent deze beschuldigingen en stelt dat hij zich niet onterecht heeft gedragen. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De vrouw heeft meerdere aangiften gedaan tegen de man en er is een tijdelijk huisverbod opgelegd. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de man een zodanige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw dat een contact- en locatieverbod noodzakelijk is. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw af en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/687865 / KG ZA 25-646
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2025
in de zaak van
[de vrouw]te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. T.Y. Tsang te Den Haag,
tegen:
[de man]te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.M.C. Wittens te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het e-mailbericht van 5 augustus 2025 van de advocaat van de man;
- de op 7 augustus 2025 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De vrouw stelt dat partijen geen affectieve relatie hebben gehad, maar dat er slechts sprake was van seksueel contact. De man stelt dat partijen in 2022 enkele maanden een affectieve relatie hebben gehad.
2.2.
Uit de vrouw is een kind geboren, namelijk [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige] . De vrouw is van rechtswege alleen met het gezag over [de minderjarige] belast.
2.3.
De vrouw heeft in 2022 meerdere malen aangifte tegen de man gedaan. Aan de man is een tijdelijk huisverbod voor de duur van tien dagen opgelegd. Dit tijdelijk huisverbod is één keer verlengd voor de duur van achttien dagen. Op grond van dit tijdelijk huisverbod was het de man verboden de woning gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] te betreden, daarin aanwezig te zijn of zich daarbij op te houden. Gedurende deze periode mocht de man ook geen contact opnemen met de vrouw en [naam] , haar oudste zoon uit een eerdere relatie.
2.4.
Bij vonnis van de politierechter van 30 augustus 2022 van deze rechtbank is de man strafrechtelijk veroordeeld. Daarbij is als bijzondere voorwaarde onder meer een contactverbod opgelegd. Dit contactverbod hield in dat de man gedurende twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mocht opnemen, zoeken of hebben met de vrouw en haar minderjarige zoon. Verder is een gebiedsverbod opgelegd, inhoudende dat de man zich gedurende twee jaren niet zou ophouden in een straal van honderd meter rondom de woning van de vrouw en op het nabij gelegen ‘ [plein] ’ in [plaats] .
2.5.
De man heeft op 21 oktober 2024 een verzoekschrift bij deze rechtbank ingediend, bij deze rechtbank ingeschreven onder zaak- en rekestnummer C/09/675090 / FA RK 24-7854. Hij verzoekt daarin een DNA-onderzoek te gelasten naar de verwantschap tussen de man en [de minderjarige] . De man verzoekt – onder de voorwaarde dat uit het DNA-onderzoek blijkt dat de man de verwekker is van [de minderjarige] – de man toestemming te geven om [de minderjarige] te erkennen, dan wel een bijzondere curator te benoemen die de belangen van [de minderjarige] kan behartigen en vaststelling van een reguliere omgangsregeling en een regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen tussen de man en [de minderjarige] .

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad –zakelijk weergegeven –:
- de man te verbieden om gedurende een jaar na betekening van het vonnis zich te bevinden en/of te begeven in een straal van 500 meter rondom de woning van de vrouw, aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] ;
- de man te verbieden om gedurende een jaar na betekening van het vonnis zich te bevinden en/of te begeven binnen een straal van 100 meter in de buurt van de vrouw;
- de man te verbieden om gedurende een jaar na betekening van het vonnis op enigerlei wijze, schriftelijk of mondeling, met de vrouw in contact te treden;
- een en ander met de bepaling van uitvoerbaarheid bij lijfsdwang voor de tijd van 10 dagen en/of op verbeurte van een dwangsom van € 250,-, met een maximum van € 10.000,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- met machtiging aan de vrouw om het vonnis ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
- en onder bepaling dat de vrouw de kosten die zij in verband met de eventuele tenuitvoerlegging verschuldigd zal zijn, op de man kan verhalen;
- met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. Er was meermaals sprake van huiselijk geweld door de man tegen de vrouw. De man valt de vrouw en [de minderjarige] structureel lastig en stalkt hen. De man maakt hiermee inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw. Na verstrijking van het aan de man in het strafrechtelijk kader opgelegde contact- en gebiedsverbod is de man direct weer contact gaan opnemen met de vrouw door veelvuldig langs te komen bij de woning van de vrouw en op het pleintje voor de woning van de vrouw. De vrouw heeft foto’s en video’s overgelegd, waaruit volgens haar blijkt dat de man haar opwacht en aanspreekt. De vrouw stelt onder andere dat uit de video van 1 juli 2025 blijkt dat de vrouw met [de minderjarige] op straat loopt en van de man wegloopt, maar de man hen blijft achtervolgen. Verder heeft de vrouw aangegeven dat de structurele dreigementen en andere intimiderende handelingen van de man gestopt dienen te worden. Zij is bang voor de man en durft vrijwel niet meer alleen over straat uit angst om de man tegen te komen.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De man stelt dat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen van de vrouw. Hij erkent dat hij zich rondom de relatiebreuk tussen partijen niet op de juiste manier tegenover de vrouw heeft gedragen. De intenties van de man waren goed; hij maakte zich zorgen over het welzijn van het op dat moment nog ongeboren kind en wilde als aankomend vader graag betrokken zijn. De man heeft de vrouw de afgelopen periode met rust gelaten. Hij betwist dat hij de vrouw bedreigt, intimideert of anderszins lastigvalt. De man stelt dat uit de door de vrouw overgelegde foto’s en video’s daarvan niet blijkt en ook niet dat de man zich onheus zou uitlaten aan het adres van de vrouw en/of [de minderjarige] . Uit de beelden blijkt juist dat [de minderjarige] blij is wanneer hij de man ziet en dat de man zich respectvol en kalm opstelt tegenover de vrouw en [de minderjarige] . Volgens de man is het niet in het belang van [de minderjarige] om het contact tussen partijen te verbieden, omdat er nog een bodemprocedure tussen partijen loopt en partijen in deze procedure mogelijk worden doorverwezen naar een ouderschapstraject en/of mediation. Verder voert de man aan dat hij is opgegroeid in de straat waar de vrouw woont en tot twee jaar terug bij zijn ouders woonde die nog steeds in deze straat wonen. De man heeft zijn familie- en kennissenkring in de straat en buurt waar de vrouw woont. Oplegging van een contact- en locatieverbod zoals door de vrouw gevorderd maakt daarom een ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de man.
4.2.
Voor een locatie- en contactverbod is, gelet op het in de persoonlijke vrijheid van de man ingrijpende karakter ervan, slechts plaats als de veiligstelling van de persoonlijke vrijheid van de vrouw tegen inbreuken daarop door de man op geen andere wijze te bereiken is. De feiten en omstandigheden moeten aldus zo ernstig zijn dat oplegging van een locatie- en contactverbod gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiervan niet is gebleken en legt uit waarom.
4.3.
De man is met regelmaat in de buurt van de woning van de vrouw, omdat zijn ouders in dezelfde straat wonen en hij jarenlang tot twee jaar geleden in deze straat heeft gewoond. Het sociale leven van de man speelt zich grotendeels af in de straat waar de vrouw met [de minderjarige] woont. De man heeft aangevoerd dat hij wekelijks in het buurthuis sport en een paar keer per week bij zijn ouders eet en dat het daarom niet bijzonder is dat hij de vrouw of haar zus soms tegenkomt. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar vorderingen een aantal foto’s en video’s overgelegd. Uit de door de vrouw overgelegde foto’s en video’s is naar voren gekomen dat de man de vrouw met regelmaat tegenkomt en hij zich wel eens in haar straat bevindt om de door hem hiervoor genoemde redenen. Uit de video van 27 maart 2025 blijkt dat [de minderjarige] blij is om de man te zien en vrolijk reageert op de pogingen van de man om hem aan het lachen te maken. De man heeft hierbij gepaste afstand gehouden ten aanzien van de vrouw en [de minderjarige] . Verder heeft de vrouw een video van 4 juni 2025 overgelegd, waarop te zien is dat de man en de zus van de vrouw een gesprek met elkaar hebben voor de woning van de vrouw. Hieruit blijkt dat zij enkele minuten op rustige wijze met elkaar een gesprek hebben gevoerd. De lichaamstaal van de man en de zus van de vrouw was ontspannen en bij het afscheid gaven zij elkaar een omhelzing. Op de video van 1 juli 2025 is te zien dat de man de vrouw tegemoet loopt met twee flesjes water. De vrouw wil duidelijk geen contact met de man en loopt van hem weg. De man loopt haar achterna, maar hij bewaart hierbij grote afstand. De vrouw heeft dit voorval als bedreigend ervaren, wat de voorzieningenrechter invoelbaar acht, maar niet is gebleken dat een dergelijk voorval zich vaker heeft voorgedaan. De stelling van de vrouw dat zij dit persoonlijk anders ervaart, leidt niet tot de conclusie dat de man in objectieve zin een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de man een zodanige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw, dat daardoor oplegging van een locatie- en contactverbod noodzakelijk is.
4.4.
De voorzieningenrechter neemt verder nog in aanmerking dat voor het opleggen van een locatie- en contactverbod vereist is dat de verwachting reëel is dat ook in verband met toekomstige gedragingen van de man een locatie- en contactverbod noodzakelijk is. Hiervan is niet gebleken. De man is op 30 augustus 2022 strafrechtelijk veroordeeld, waarbij onder meer een contactverbod aan de man is opgelegd. In de jaren na de strafrechtelijke veroordeling is het relatief rustig geweest en hebben er geen escalaties plaatsgevonden tussen de man en de vrouw. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat er gedurende het contactverbod meerdere vrijwillige contactmomenten zijn geweest tussen de man en de vrouw en tussen de man en [de minderjarige] . Deze contactmomenten hebben met instemming van de vrouw bij haar thuis plaatsgevonden. De vrouw heeft aangegeven dat zij de contactmomenten tussen de man en de vrouw en de man en [de minderjarige] op een gegeven moment heeft stopgezet, omdat het gedrag van de man volgens haar niet stabiel was. Daarvan is echter uit de stukken niet gebleken. Daarbij dateert het grootste deel van de politieaangiftes van de vrouw van voor het vonnis van de politierechter van 30 augustus 2022. Gebleken is dat de vrouw na dit vonnis alleen nog op 28 mei 2024 aangifte van overlast heeft gedaan. Deze aangifte staat op zichzelf en de vrouw heeft geen nadere informatie over deze aangifte overgelegd. Deze aangifte is in het licht van de stelling van de man dat hij aan alle voorwaarden van het strafrechtelijk vonnis heeft voldaan en eind augustus 2024 de meldingsplicht positief heeft afgerond, onvoldoende voor oplegging van een locatie- of contactverbod.
4.5.
De vorderingen van de vrouw zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.6.
De vordering van de vrouw tot vergoeding van de proceskosten zal ook worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet in de familierechtelijke aard van dit geschil aanleiding om te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D.A. Geleijns en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025.
EY