ECLI:NL:RBDHA:2025:18535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.46752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van het verlengingsbesluit van de bewaring van een Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van een verlengingsbesluit van de bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die op 3 maart 2025 in bewaring was gesteld. De rechtbank ontving op 28 augustus 2025 een besluit tot verlenging van de maatregel met maximaal twaalf maanden. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen dit verlengingsbesluit en heeft ook geen specifieke gronden aangevoerd tegen de voortduring van de bewaring. De rechtbank heeft ambtshalve de rechtmatigheid van het verlengingsbesluit en de voortduring van de maatregel beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de belangen genoemd in artikel 5 van richtlijn 2008/115 niet in de weg staan aan de uitvoering van het verlengingsbesluit en dat er zicht op uitzetting naar Algerije is. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zo snel mogelijk wil terugkeren naar Algerije, maar heeft geen bewijs geleverd dat er een risico op refoulement bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel rechtmatig is voortgeduurd en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.46752

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1998, Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer] ,
eiser,
(gemachtigde: mr. P.J.T. de Kan),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: L. Verhaegh).

Procesverloop

Verweerder heeft eiser op 3 maart 2025 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft op 28 augustus 2025 een besluit tot verlenging van de maatregel met ten hoogste twaalf maanden genomen.
De rechtbank heeft op 25 september 2025 een kennisgeving van verweerder ontvangen, zodat de rechtbank de rechtmatigheid van het verlengingsbesluit kan beoordelen. Deze kennisgeving wordt aangemerkt als een verzoek van eiser om schadevergoeding.
Verweerder heeft tevens een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft beroepsgronden aan het dossier toegevoegd en aangegeven een behandeling ter zitting niet nodig te vinden.
Deze rechtbank en zittingsplaats behandelt alle verlengingsbesluiten ter zitting en heeft de kennisgeving op 7 oktober 2025 en het voortduren van de maatregel op zitting behandeld. Eiser is opgeroepen om in persoon te worden gehoord en is verschenen om gebruik te maken van dit recht, bijgestaan door mr. Van Tulden, waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank controleert in de onderhavige procedure de rechtmatigheid van het verlengingsbesluit en de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel sinds het sluiten van het onderzoek in de meest recente bewaringsprocedure. Dat eiser geen beroep heeft ingesteld tegen het verlengingsbesluit en ook geen gronden specifiek heeft gericht tegen het verlengingsbesluit is hiervoor niet relevant omdat de rechtbank verplicht is om alle aspecten die de rechtmatigheid van de bewaringsmaatregel en de tenuitvoerlegging hiervan regarderen zo nodig ambtshalve te beoordelen.
2. De rechtbank heeft de oplegging en voortduring van de op 3 maart 2025 opgelegde maatregel beoordeeld op 20 maart 2025 (ECLI:NL:RBLIM:2025:2584, niet gepubliceerd), 4 juni 2025 (ECLI:NL:RBLIM:2025:5373, niet gepubliceerd) en 14 augustus 2025 (ECLI:NL:RBLIM:2025:7960, niet gepubliceerd). De te toetsen periode in de onderhavige procedure vangt aan op 11 augustus 2025 na het sluiten van het onderzoek en eindigt op 7 oktober 2025 na het sluiten van het onderzoek in de onderhavige procedure. Tot aan het nemen van het verlengingsbesluit op 28 augustus 2025 is de maatregel de grondslag, daarna is het verlengingsbesluit de grondslag voor het voortduren van de maatregel.
3. Eiser voert als beroepsgrond aan dat zicht op uitzetting ontbreekt omdat de Algerijnse autoriteiten reeds op 23 april 2025 de nationaliteit van eiser hebben bevestigd en zij geen reactie hebben gegeven op het verzoek om een LP te verstrekken. Eiser meent dat er een belangenafweging moet worden verricht en dat die in zijn voordeel moet uitvallen en hij dus in vrijheid moet worden gesteld. Ter zitting is namens eiser aangegeven dat er geen andere beroepsgronden tegen het voortduren van de maatregel worden aangevoerd en dat er geen gronden tegen het verlengingsbesluit worden aangevoerd. Eiser heeft zelf naar voren gebracht dat derden eerder een LP krijgen en hij nu te lang moet wachten.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verlengingsbesluit en de voortduring van de maatregel rechtmatig zijn en heeft ter zitting in reactie op de beroepsgrond aangevoerd dat zicht op uitzetting in het algemeen niet ontbreekt en in het geval van eiser ook niet. Verweerder heeft de navolgende actuele gegevens verschaft over de terugkeerprocedures naar Algerije:
-in 2024 heeft 278 keer een nationaliteitsbevestiging plaatsgevonden, zijn er 125 LP’s verstrekt en hebben er 107 uitzettingen vanuit een gedwongen kader plaatsgevonden;
-in 2025 heeft tot nu toe 14 keer een nationaliteitsbevestiging plaatsgevonden, zijn er 21 LP’s verstrekt en hebben er 26 uitzettingen vanuit een gedwongen kader plaatsgevonden. Verweerder leidt uit deze gegevens af dat de nationaliteitsbevestigingen die eenmaal hebben plaatsgevonden, ook de basis kunnen zijn van een volgend verzoek om de afgifte van een LP. Op vragen van de rechtbank heeft verweerder aangegeven niet te herkennen dat de terugkeerprocedures naar Algerije een langere duur hebben dan een jaar geleden en dat er in ieder geval geen indicaties zijn dat niet langer LP’s worden verstrekt. Verweerder heeft verder toegelicht dat de Algerijnse autoriteiten niet langer een presentatie in persoon vereisen maar dat een schriftelijke presentatie volstaat om de nationaliteit te kunnen onderzoeken en te bevestigen. Het is niet (langer) zo, aldus verweerder, dat na de nationaliteitsbevestiging een vliegticket kan worden aangeschaft en op grond daarvan een LP kan worden verkregen.
5. De rechtbank overweegt dat eiser geen zienswijze heeft ingediend tegen het voornemen om de duur van de bewaringsmaatregel te verlengen. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen het verlengingsbesluit en hiertegen ook geen gronden aangevoerd, ook niet na daartoe ter zitting uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld. De rechtbank heeft de rechtmatigheidsvoorwaarden van de verlenging van de maatregel dus ambtshalve gecontroleerd en stelt vast dat de verlenging gerechtvaardigd is. In het verlengingsbesluit, dat op juiste wijze is uitgereikt, is gemotiveerd wat de grondslag van de maatregel is, waaruit de bevoegdheid tot verlengen volgt, waarom -nog steeds- een onttrekkingsrisico wordt aangenomen, waarom -nog steeds- niet kan en hoeft te worden volstaan met een lichter middel en dat -nog steeds- zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Tevens is in het verlengingsbesluit benoemd onder welke voorwaarden de verlenging van de maatregel die ter fine van uitzetting is opgelegd kan plaatsvinden en is gemotiveerd dat aan beide voorwaarden (ontbreken van documentatie) en (niet meewerken) is voldaan. Eiser is in het verlengingsbesluit ook gewezen op de mogelijkheid om een rechtsmiddel aan te wenden.
6. De rechtbank overweegt voorts dat de bewaringsrechter, zo nodig ambtshalve, moet nagaan of de in artikel 5 van richtlijn 2008/115 genoemde belangen en/of het beginsel van non-refoulement in de weg staan aan de uitvoering van het terugkeerbesluit. Deze verplichting voor de bewaringsrechten volgt uit het Unierecht zoals het Hof dit in haar arrest van 4 september 2025 in de zaak Adrar (arrest van het Hof van 4 september 2025 in de zaak Adrar, GB tegen de Minister van Asiel en Migratie, C-313/25 PPU, ECLI:EU:C:2025:647) heeft verduidelijkt. Het nemen van een verlengingsbesluit is een fase in de terugkeerprocedure en door het nemen van dit verlengingsbesluit wordt dus richtlijn 2008/115 ten uitvoer gelegd. De rechtmatigheidscontrole door de bewaringsrechter bij het controleren of, zoals artikel 15, lid 4, van richtlijn 2008/115 vereist, er een redelijk vooruitzicht op verwijdering bestaat, behelst dus ook de verplichting om een zogenoemde ‘Adrar-controle’ uit te voeren.
7. De rechtbank overweegt dat de maatregel ter fine van terugkeer naar Algerije is opgelegd en dat de maximale duur van zes maanden niet heeft volstaan om deze verwijderingsprocedure af te ronden waardoor het besluit is genomen om de (duur van de) maatregel te verlengen. De vaststelling van illegaal verblijf en de daaruit voortvloeiende terugkeerverplichting is geschied in het terugkeerbesluit dat op 3 maart 2025 is vastgesteld. In het gehoor op grond waarvan dit terugkeerbesluit is vastgesteld heeft eiser verklaard dat hij niet wil terugkeren naar Algerije omdat hij daar niemand heeft en dat hij in Europa geen gezin of familie heeft. Uit deze verklaringen volgen geen indicaties dat eiser vreest na terugkeer in een 3 EVRM-situatie terecht te komen en ook uit algemene landeninformatie volgt geen refoulementrisico. Eiser heeft voorafgaand aan het nemen van het verlengingsbesluit geen verklaringen afgelegd waaruit wel een dergelijke vrees of risico kan worden afgeleid. Eiser heeft verder niet verklaard dat ten aanzien van het hiervoor genoemde gehoor een wezenlijke verandering heeft plaatsgevonden van de in artikel 5 van richtlijn 2008/115 genoemde belangen. De rechtbank heeft dit ter zitting besproken omdat het ambtshalve rechtmatigheidsonderzoek op tegenspraak moet plaatsvinden. Eiser heeft aangegeven dat er geen wijzigingen zijn als hiervoor bedoeld en dat hij niet stelt dat het terugkeerbesluit niet kan worden uitgevoerd. Eiser heeft ter zitting verklaard zo snel mogelijk te willen terugkeren naar Algerije. De rechtbank stelt vast dat de in artikel 5 van richtlijn 2008/115 genoemde belangen en/of het beginsel van non-refoulement niet in de weg staan aan de uitvoering van het terugkeerbesluit en daarom ook niet in de weg staan aan het nemen van het verlengingsbesluit. Zicht op uitzetting ontbreekt dus in dit verband niet.
8. De rechtbank overweegt dat de beroepsgrond tegen de voortduring van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet slaagt. Eiser voert weliswaar terecht aan dat sprake is van tijdverloop tussen de nationaliteitsbevestiging en het onderzoek ter zitting en dat de Algerijnse autoriteiten nog niets hebben laten weten over de voortgang van het LP-traject. Dit betekent op zichzelf niet dat er geen afgifte van een LP zal volgen. Uit de vertrekgesprekken blijkt dat de regievoerder aan eiser heeft uitgelegd dat hij verplicht is om mee te werken aan zijn vertrek en dat de regievoerder aan eiser heeft uitgelegd dat hij zelf contact kan zoeken met de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft er vooralsnog voor gekozen om dit niet te doen en laat daarmee een mogelijkheid om de terugkeerprocedure te bespoedigen onbenut. Eiser kan zich ook tot het IOM wenden zoals de regievoerder aan eiser heeft toegelicht en zo duur van de terugkeerprocedure en de voortduring van de maatregel mogelijk verkorten. De ter zitting door verweerder verstrekte gegevens over de terugkeerprocedures naar Algerije zijn niet betwist door eiser. Uit deze gegevens volgt dat zicht op uitzetting naar Algerije in het algemeen niet ontbreekt en zolang eiser zijn eigen mogelijkheden niet benut, komt de rechtbank vooralsnog niet tot de conclusie dat zicht op uitzetting in zijn geval ontbreekt. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij geen brief kan schrijven omdat hij geen documenten heeft. De rechtbank heeft eiser uitgelegd dat dit niet in de weg staat aan het schrijven van een brief, dat hij daarbij hulp kan krijgen en dat het niet uitgesloten is dat een LP eerder zal worden verstrekt indien hij zelf bij de autoriteiten aangeeft dat hij wil terugkeren. De rechtbank heeft ook besproken dat dit wellicht de reden is dat derden eerder een LP verkrijgen.
9. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder voldoende voortvarend aan de verwijdering van eiser werkt. Verweerder is hierbij beperkt in zijn mogelijkheden doordat eiser niet meewerkt en verweerder dus moet wachten op de verstrekking van een vervangend reisdocument door de Algerijnse autoriteiten en niet meer kan doen dan het rappelleren op die lp-aanvraag en het voeren van vertrekgesprekken met eiser. Verweerder doet dit voldoende. Uit de verslagen van de vertrekgesprekken en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat inmiddels kan worden volstaan met een lichter middel om de verwijdering te effectueren en blijkt ook niet dat het ondergaan van de maatregel inmiddels onevenredig bezwarend is geworden en om die reden met een lichter middel zou moeten worden volstaan.
10. De rechtbank stelt tot slot vast dat eiser ook ter zitting geen verklaringen heeft afgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de in artikel 5 van richtlijn 2008/115 genoemde belangen en/of het beginsel van non-refoulement in de weg staan aan de uitvoering van het terugkeerbesluit. Deze belangen en het refoulementverbod hebben dus ook niet in de weg gestaan aan de voortduring van de tenuitvoerlegging van de maatregel na de opleggen van het verlengingsbesluit.
11. De rechtbank concludeert dan ook dat de maatregel tot aan het sluiten van het onderzoek rechtmatig heeft voortgeduurd. De rechtbank zal de maatregel dan ook niet opheffen en zal eiser niet in vrijheid stellen. Eiser wordt niet in aanmerking gebracht voor schadevergoeding en er bestaat geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
12. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat het verlengingsbesluit rechtmatig is en verklaart de met een beroep tegen het verleningsbesluit gelijkgestelde kennisgeving ongegrond;
-stelt vast dat de maatregel rechtmatig heeft voortgeduurd en verklaart de met een volgberoep gelijkgestelde kennisgeving ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier.De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 08 oktober 2025.
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.