ECLI:NL:RBDHA:2025:18498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
25-6126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning dakverhoging

Op 7 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen een verleende omgevingsvergunning voor het verhogen van het dak van een woning. Verzoeker, die het niet eens was met de verleende vergunning, heeft bezwaar gemaakt en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

In zijn beoordeling concludeert de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een dakopbouw, maar van een dakverhoging. De woning valt binnen het bestemmingsplan en voldoet aan de maximale goot- en bouwhoogtes. De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen regels zijn die het verhogen van het gehele dak verbieden en dat de woning zich bevindt in een gebied waar geen welstandseisen gelden. Dit betekent dat het college niet hoeft te toetsen of het bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet.

Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt eveneens afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen oordeel kan geven over een bouwplan dat niet formeel is aangevraagd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst. Partijen worden erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/6126

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

7 oktober 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, het college

(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij], te [woonplaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: E. Boegheim).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunning voor het verhogen van het dak van de woning [adres 1] in [plaats] . Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan.
Met het bestreden besluit van 26 augustus 2025 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend aan vergunninghouder
.Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeker heeft nadere stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, vergezeld door [naam] , de gemachtigde van het college en de gemachtigde van vergunninghouder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De woning valt binnen het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ”, zoals dat gold tot 1 januari 2024. Dat bestemmingsplan is onderdeel geworden van het omgevingsplan [plaats] . De woning valt binnen de bestemming “Wonen”. Op grond van de planregels geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Tussen partijen is niet in geschil dat aan deze planregels wordt voldaan.
4. Tussen partijen is wel in geschil of sprake is van een dakverhoging of een dakopbouw. Een dakopbouw is op grond van artikel 20.2.1, onder l, van de planregels niet toegestaan, tenzij die reeds aanwezig is.
5. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval geen sprake van een dakopbouw. Een dakopbouw is volgens de definitie in artikel 1.28 van de planregels een doorbreking van het dakvlak die groter is dan binnen de definitie van dakkapel is toegestaan. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid moeten planregels letterlijk worden gelezen. Van een letterlijke doorbreking van het dakvlak is geen sprake. Er wordt een verhoging van het dakvlak over het gehele oppervlak gerealiseerd en er wordt geen dak doorbroken. Wel worden op het nieuwe dak dakkappelen gerealiseerd, maar door verzoeker is niet betwist dat de doorbreking van het nieuwe dak ten behoeve van de dakkappelen voldoet aan de daarvoor geldende regels. Verder bevat het bestemmingsplan noch het omgevingsplan regels op grond waarvan het verboden is om het gehele dak te verhogen, zodat zich geen strijd met die plannen voordoet.
6. Verder staat vast dat de woning valt binnen het gebied [plaats] Oost, waar op grond van de “Herziening welstandsbeleid [plaats] 2020” geen welstandseisen gelden. Dit betekent dat het college, gelet op artikel 22.29, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de regels van het omgevingsplan, niet hoeft te toetsen of het bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet. Datzelfde heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag al eerder overwogen in de uitspraak van 5 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:10164). Van een welstandsexcess is ook geen sprake.
7. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet. Verzoeker heeft gewezen op de dakopbouw op de woning aan de [adres 2] en heeft aangevoerd dat eenzelfde dakopbouw op [adres 1] volgens het college niet was toegestaan. Wat daar ook van zij, in dit geval is een aanvraag ingediend voor een dakverhoging over het hele dakoppervlak en niet een aanvraag voor een dakopbouw die dezelfde is als op [adres 2] . De voorzieningenrechter kan geen oordeel geven over een bouwplan dat in het voortraject wellicht is besproken, maar waarvoor uiteindelijk geen aanvraag is ingediend.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2025 door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.