Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
Its4Sureactief betrokken bij het gezin. Hiernaast accepteert de moeder hulpverlening voor haarzelf. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] zijn daarom niet noodzakelijk en hebben geen toegevoegde waarde. De moeder erkent haar angsten met betrekking tot de betrokkenheid van jeugdbescherming bij haar oudste zoon en hoe dit effect heeft gehad op haar vertrouwen in instanties, maar heeft in het belang van [de minderjarige] toch zelf hulp gezocht. De moeder heeft er vertrouwen in dat zij samen met de instanties die nu betrokken zijn [de minderjarige] de hulpverlening zal kunnen bieden die hij nodig heeft en ook aan een toekomstige thuisplaatsing van [de minderjarige] zal kunnen werken. De moeder verzoekt daarom de maatregelen af te wijzen, maar kan zich ook inleven in een aanhouding van het verzoek van de Raad. De advocaat van de moeder acht echter een aanhouding niet in het belang van [de minderjarige] of van de moeder. Er is een passende plek gevonden voor [de minderjarige] en de moeder heeft zijn plaatsing in het gezinshuis zelf geregeld. Als de Raad te zijner tijd meer informatie wil over het gezinshuis en over hoe met [de minderjarige] gaat, zouden zij een nieuw verzoek kunnen doen.
5.De beoordeling
Its4Sure, die het gezin tevens zal kunnen helpen met het toewerken naar een toekomstige thuisplaatsing van [de minderjarige] , dat er een gedragswetenschapper betrokken is bij [de minderjarige] die zijn verblijf in het gezinshuis evalueert en dat [de minderjarige] de voor hem noodzakelijke behandeling krijgt. De moeder lijkt hiermee op dit moment in het belang van [de minderjarige] alle noodzakelijke hulpverlening voldoende te accepteren. De kinderrechter overweegt evenwel dat er, naast hetgeen de moeder ter zitting heeft verteld, weinig bekend is en er geen stukken zijn overlegd over hoe het nu met [de minderjarige] gaat en die informatie bevatten over het gezinshuis waar hij nu verblijft. Om de moeder de kans te geven om te laten zien dat zij de door haar positieve ingezette lijn kan voortzetten en bestendigen, maar om ook aan te kijken hoe de plaatsing van [de minderjarige] , het contact tussen de ouders en de gezinshuisouders en tussen de ouders en de hulpverlening, de behandeling van [de minderjarige] en het toewerken naar een thuisplaatsing verloopt, ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek voor de duur van zes maanden aan te houden. De moeder krijgt hiermee de kans om voor de volgende zitting haar stellingen nader te onderbouwen. Dan kan naar aanleiding daarvan worden besproken of de hulpverlening van [de minderjarige] in het vrijwillige kader kan worden voortgezet, of dat het toch noodzakelijk is om de door de Raad verzochte maatregelen toe te wijzen.
uiterlijk twéé wekenvoor die zitting een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen, met daarin een verslagen van de betrokken gedragswetenschapper en van de betrokken hulpverlening (in elk geval
Its4Sure) over de ontwikkeling van [de minderjarige] , zijn verblijf in het gezinshuis, zijn behandeling, en over de ontwikkelingen met betrekking tot het toewerken naar een thuisplaatsing.
6.De beslissing
bij M.M.C. Limbeek, gelegen vóór 19 maart 2026, tegen welke zitting de Raad, de gecertificeerde instelling, de moeder en haar advocaat, en de vader dienen te worden opgeroepen;
uiterlijk twéé wekenvoorafgaand aan de zitting de kinderrechter en de andere betrokkenen een schriftelijke update toe te zenden met daarin een verslag over hetgeen in 5.2. en 5.3. is overwogen.
- degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.