3.4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in de
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Feitelijke betrokkenheid verdachte
Uit de bewijsmiddelen in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de verdachte de persoon was die het slachtoffer en medeverdachte [medeverdachte] op 27 november 2023 vanuit de loods in Barendrecht naar een chalet in België nabij Turnhout heeft gebracht. Hij had van ene ‘ [naam] ’ gehoord dat hij iemand moest vervoeren die geboeid en geblinddoekt was. Hij werd door iemand naar de loods in Barendrecht gebracht. In Barendrecht is hij in de Mazda gestapt en met medeverdachte [medeverdachte] en het slachtoffer, die geboeid en geblinddoekt was, naar België gereden. Het laatste stuk van de rit werd de verdachte door een andere man in een Mercedes Vito busje begeleid naar het chalet. Daar zag hij dat het slachtoffer in het chalet op een stoel werd geplaatst en bleef hij wachten tot de andere man terug was gekomen met onder meer matrassen, een kacheltje en eten. Na een aantal uren is de verdachte alleen teruggereden. Daar heeft hij, op verzoek van ‘ [naam] ’, de Mazda in Badhoevedorp achtergelaten. Die auto is op 2 december 2023 uitgebrand aangetroffen. De verdachte heeft € 500,- gekregen voor zijn aandeel.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de betrokkenheid van de verdachte bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer moet worden aangemerkt als medeplegen dan wel als medeplichtigheid.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Voor het opzet op het medeplegen van de daadwerkelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving op 26 november 2023 is niet vereist dat alle medeplegers de uitvoeringshandeling zelf verrichten. De nauwe en bewuste samenwerking kan bijvoorbeeld blijken uit afspraken en taakverdelingen. Daarvan is in casu niet gebleken. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte voorafgaande aan of tijdens de daadwerkelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving daaraan een bijdrage heeft geleverd. Niet gebleken is dat de verdachte bij het huren van de Renault Captur heeft geweten waar de auto voor gebruikt zou gaan worden. Dat de verdachte op 27 november 2023 het slachtoffer heeft vervoerd van Barendrecht naar een chalet nabij Turnhout (België) en hem daar enige tijd van zijn vrijheid beroofd heeft gehouden, impliceert naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij een bijdrage heeft geleverd aan de feitelijke vrijheidsberoving in Den Haag. De verdachte zal dan ook van die onderdelen van de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte zich vanaf 27 november 2023 schuldig heeft gemaakt aan het van de vrijheid beroofd houden van het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer samen met [medeverdachte] vervoerd vanuit de loods in Barendrecht naar het chalet nabij Turnhout en hem daar samen met [medeverdachte] enige tijd van zijn vrijheid beroofd gehouden Door zich nog de hele middag en een deel van de avond met [medeverdachte] nabij het chalet op te houden heeft de verdachte immers getalsmatig het aantal bewakers vergroot waardoor de mogelijkheid voor het slachtoffer om zich aan zijn situatie te onttrekken nog kleiner werd. Bovendien wist de verdachte op voorhand dat hij een persoon moest vervoeren die geblinddoekt en geboeid zou zijn en dat hij de auto waar hij mee reed op de terugweg ergens anders naartoe moest brengen. Verder zag hij bij aankomst in het chalet dat er matrassen, eten en een kacheltje werden uitgeladen uit het Vito busje, waardoor het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat de verdachte op dat moment moet hebben geweten dat het de bedoeling was dat het slachtoffer nog langer in het chalet zou blijven. Anders dan de raadsman betoogt, zijn naar het oordeel van de rechtbank deze gedragingen van de verdachte van zodanig gewicht dat hij kan worden aangemerkt als medepleger van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Wanneer een persoon van zijn vrijheid is beroofd, duurt die situatie voort totdat die persoon weer vrij is (gelaten). Dat kan geruime tijd duren. Het feit dat de verdachte die voortdurende situatie in stand heeft gehouden, maakt dat hem ook de periode waarin het slachtoffer daarna nog van zijn vrijheid beroofd is gehouden, kan worden toegerekend. Nadat hij het slachtoffer naar het chalet had gebracht en [medeverdachte] daar als bewaker heeft achtergelaten, heeft de verdachte de plaats van de wederrechtelijke vrijheidsberoving verlaten in de wetenschap dat deze zich voortzette en hij heeft niets gedaan om dit te voorkomen. Om die reden kan zijn handelwijze niet worden gezien als een zich distantiëren van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Door het slachtoffer geboeid in het chalet nabij Turnhout achter te laten bestond de aanmerkelijke kans dat de vrijheidsbeneming voor langere tijd zou voortduren, welke kans de verdachte gelet op zijn gedragingen bewust heeft aanvaard.
Ook het dreigen met dan wel tonen van een vuurwapen rekent de rechtbank aan de verdachte toe, aangezien deze binnen het kader van de wederrechtelijke vrijheidsberoving vallen. Ten aanzien van het dreigen met/tonen van het vuurwapen geldt dat (op z’n minst voorwaardelijk) opzet op die handelingen heeft bestaan. Er bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat met geweld zou worden gedreigd bij het tegen de wil vasthouden van het slachtoffer. Het slachtoffer zal zich immers niet zomaar gedurende langere periode laten vasthouden. Met zijn bijdrage aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op ook deze bewezenverklaarde handelingen aanvaard. Dat de verdachte niet iedere ten laste gelegde gedraging zelf heeft uitgevoerd, staat aan een bewezenverklaring van medeplegen niet in de weg.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het medeplegen van het voortduren van de wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen.