ECLI:NL:RBDHA:2025:18342

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.17999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Burundese eiseres en de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een Burundese vrouw, die op 30 oktober 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 april 2025 afgewezen, wat eiseres niet accepteert. In haar beroep voert zij verschillende gronden aan, waaronder de geloofwaardigheid van haar identiteit en de omstandigheden waaronder zij gegevensdragers met staatsgeheimen heeft vervoerd. De rechtbank heeft de zaak op 11 juli 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de identiteit van eiseres ongeloofwaardig zou zijn, vooral gezien het feit dat eiseres een originele geboorteakte heeft overgelegd. De rechtbank wijst erop dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met de verklaringen van eiseres en de documenten die zij heeft ingediend ter ondersteuning van haar asielrelaas. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag ten onrechte als ongegrond heeft afgewezen en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.17999
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: J.G.R. Becker).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres heeft op 30 oktober 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 april 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, M. Nyembo als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
6. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres stelt van Burundese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1998] . Eiseres heeft koerierswerkzaamheden verricht voor [A] , de eigenaar van een apotheek.
Eiseres heeft meerdere malen pakketten met gegevensdragers met staatsgeheimen per vliegtuig naar Rwanda vervoerd. Deze gegevensdragers waren verhuld als morfine. Na het vervoeren van deze pakketten ontving zij anonieme telefoontjes met dreigementen en kreeg zij bezoek van een medewerker van de veiligheidsdienst. Eiseres is ontvoerd en naar [B] gebracht, die haar heeft ondervraagd en haar seksueel heeft misbruikt.
Eiseres is door de opdrachtgever [A] naar huis gebracht, waar een geblindeerde auto zonder kenteken van de veiligheidsdienst stond. Eiseres is door [A] het land uit geholpen. Bij terugkeer vreest eiseres vermoord te worden.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante asielmotieven:
8. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
9. Vervoer van gegevensdragers met staatsgeheimen en problemen als gevolg hiervan.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit van eiseres niet geloofwaardig is, nu zij onvoldoende identificerende documenten heeft overgelegd zonder hiervoor een verschoonbare verklaring te hebben. De nationaliteit en herkomst van eiseres zijn wel geloofwaardig bevonden. Het tweede asielmotief vindt de minister niet geloofwaardig. Eiseres heeft volgens de minister onvoldoende documenten afgegeven zonder goede verklaring ter ondersteuning van haar asielrelaas. Ook vormen de verklaringen van eiseres geen samenhangend geheel. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is. Ook legt de minister aan eiseres een terugkeerbesluit op.
Uitspraak van Zwolle en het verzoek om aanhouding
8. Eiseres verzoekt om aanhouding van de onderhavige beroepsprocedure tot de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 4 juli 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:11958) zijn beantwoord. Hierbij heeft eiseres ter zitting aangegeven dat met name de eerste prejudiciële vraag van belang is. Deze vraag ziet op de kwestie of de rechtbank op grond van het Unierecht bevoegd is tot het geven van een eigen oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas, dat in de plaats treedt van het oordeel dat de minister heeft gegeven. Eiseres heeft het verzoek om aanhouding ter zitting niet verder onderbouwd.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dient de rechtbank, als zij een afwijzend besluit op het punt van de geloofwaardigheid van (een deel van) het asielrelaas onvoldoende gemotiveerd acht, te volstaan met een vernietiging van het besluit en dient zij de zaak terug te verwijzen naar de minister voor een nieuwe beoordeling. Het is de rechtbank daarbij volgens de Afdeling niet toegestaan een eigen oordeel te geven over de geloofwaardigheid van (een deel van) het asielrelaas. De rechter dient zich te beperken tot een ‘enigszins terughoudende’ toets. Dit houdt in dat de rechter de motivering indringend toetst, maar ook dat zij – wanneer zij de motivering van de minister verwerpt – niet zelf mag oordelen of het asielrelaas geloofwaardig is. Zie in dit kader bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1513). De rechtbank volgt de Afdeling in haar standpunt en zal daarom het beroep niet aanhouden.
Geloofwaardigheid van de identiteit
10. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte haar identiteit ongeloofwaardig heeft geacht. Eiseres heeft een originele geboorteakte overgelegd en dit document bevestigt haar identiteit.
11. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de identiteit van eiseres niet geloofwaardig is. Hierbij heeft de minister terecht overwogen dat eiseres niet haar originele identiteitskaart heeft overgelegd, maar een kopie. De minister heeft eiseres hierbij mogen tegenwerpen dat zij ruimschoots in de gelegenheid is gesteld om het origineel te verkrijgen en te overleggen. Daarnaast heeft eiseres wisselend verklaard over de wijze van verkrijgen van de kopie van de identiteitskaart en heeft zij niet onderbouwd dat zij aangifte heeft gedaan van het verlies van haar paspoort. De overgelegde geboorteakte is onvoldoende om de redelijke twijfel aan de identiteit van eiseres weg te nemen. Een geboorteakte is geen identificerend document, zoals volgt uit paragraaf C1/4.2.2.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Tot slot heeft de minister bij zijn oordeel mogen betrekken dat de bevindingen van Bureau Documenten de twijfel omtrent de identiteit van eiseres niet wegnemen, nu uit dit onderzoek volgt dat er niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. De beroepsgrond slaagt niet.

Geloofwaardigheid van het asielrelaas

Onvoldoende documenten, niet voldaan aan artikel 31 lid 6 sub b Vw
12. Eiseres voert aan dat zij wel documenten heeft overgelegd die haar asielrelaas ondersteunen. Eiseres heeft een nieuwsbericht van X, van 8 december 2022, overgelegd waaruit blijkt dat de voormalige collega van eiseres, [C] , is vermoord door [B] . Ook heeft zij meerdere artikelen van
Radio Publique Africaine(RPA) overgelegd die aantonen dat hetgeen waarover zij heeft verklaard daadwerkelijk plaatsvindt in Burundi. Deze documenten dragen bij aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas, aldus eiseres.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de overgelegde documenten geen rechtstreeks verband hebben met eiseres en dat de documenten hierdoor een beperkte bewijswaarde toekomt. Uit de berichten blijkt geen betrokkenheid van eiseres. Dat [B] en [C] zowel voorkomen in het asielrelaas van eiseres, als in het X-bericht, maakt niet dat er sprake is van een direct verband. Ook uit de overgelegde artikelen van RPA blijkt geen direct verband met (het relaas van) eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.

Verklaringen vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel, artikel 31 lid 6 sub c

14. Eiseres voert, samengevat, aan dat haar verklaringen wel een samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiseres heeft hierbij in beroep op verschillende punten gewezen uit het bestreden besluit.
15. De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres omtrent het vervoer van gegevensdragers
met staatsgeheimen en de problemen als gevolg hiervan ongeloofwaardig worden geacht.
16. Niet valt in te zien dat eiseres onsamenhangend heeft verklaard met betrekking tot hetgeen zij heeft vervoerd. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres in het vrije relaas verklaard pakketten met morfine te hebben vervoerd. Na het vrije relaas is er gepauzeerd en direct na de pauze, heeft eiseres spontaan en uit eigen beweging verklaard dat het in werkelijkheid ging om gegevensdragers met staatsgeheimen verhuld als morfine. Op de vraag waarom zij de staatsgeheimen niet al in het vrije relaas heeft genoemd, heeft eiseres verklaard: “U vertelde me dat ik genoeg tijd kreeg om alles te zeggen”(nader gehoor p.15). De rechtbank ziet niet in waarom de minister deze verklaringen als onsamenhangend aanmerkt.
16. Ook de tegenwerping dat de verklaringen van eiseres over haar wetenschap van het illegale karakter van de morfine onsamenhangend zijn, volgt de rechtbank niet. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat zij werd gebeld door een journalist genaamd [D] die haar vragen stelde over het vervoeren van morfine (nader gehoor, p.19). De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze verklaring onsamenhangend of tegenstrijdig zou zijn met hetgeen dat volgt uit de correcties en aanvullingen van het nader gehoor, namelijk dat eiseres tot het telefoontje van de journalist [D] geen weet had van de morfine die zij vervoerde. Eiseres heeft immers nooit verklaard dat zij van meet af aan op de hoogte was van de (illegale) morfine die zij ook vervoerde.
16. Daarnaast volgt de rechtbank het oordeel van de minister dat het handelen van de veiligheidsdienst en het buiten schot blijven van [A] (volstrekt) ongeloofwaardig is, niet. Eiseres is in feite gevraagd om te speculeren over de motieven van de veiligheidsdienst, en de vraag waarom de (volgens eiseres hooggeplaatste) [A] niet werd aangepakt. Eiseres heeft echter nooit verklaard van deze zaken op de hoogte te zijn. Bovendien is er op deze punten niet doorgevraagd (nader gehoor, p.17), noch is eiseres tijdens het gehoor uitgenodigd een toelichting te geven op de verklaringen die ongeloofwaardig worden geacht. Nu de minister dit niet heeft gedaan, had dit niet aan eiseres tegengeworpen mogen worden. Daarbij is het argument van eiseres, dat er sprake is van corruptie in Burundi, niet kenbaar door de minister meegenomen in zijn besluitvorming.
16. Tot slot valt niet in te zien dat eiseres wisselend heeft verklaard met betrekking tot de controles bij de in- en uitreis op het vliegveld in Burundi. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat de opdrachtgever connecties op het vliegveld heeft waardoor zij de controles kon omzeilen (nader gehoor, p.11, 21, 24). Hierover heeft zij verklaard: “Ik hoefde niet veel dingen te doen. [A] had alles geregeld met zijn mensen op het vliegveld. Ik kreeg de objecten op het moment dat ik in de transithal zit, voor vertrek” (nader gehoor, p.24). Ook in de aanvullende gronden van 11 juli 2025 wordt gesteld dat eiseres bij uitreis bij de controle alleen een paspoort bij zich droeg. Pas in de transitruimte van het vliegveld werden aan haar de te vervoeren goederen overhandigd. Hieruit volgt dat eiseres heeft verklaard dat zij, op het moment dat zij door controles moest op het vliegveld, de morfine en de gegevensdragers met staatsgeheimen nog niet bij zich droeg. De rechtbank ziet niet in dat deze verklaringen tegenstrijdig zijn met hetgeen naar voren gebracht in de zienswijze, dat de medewerkers op de luchthaven eiseres hielpen met het uitvoeren van de spullen (bij uitreis), dat eiseres niet weer waarom zij juist bij terugkeer werd gecontroleerd en dat de terugkeercontroles ook toeval kunnen zijn of zijn gebaseerd op een vermoeden van invoer van goederen. Ook ziet de rechtbank niet in dat het verklaarde tegenstrijdig zou zijn met het
gestelde in de gronden dat eiseres dankzij de connecties van haar opdrachtgever op de luchthaven enkel bij terugkeer werd gecontroleerd.

Conclusie en gevolgen

20. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag te nemen. Dit omdat het aan de minister is om een nieuw besluit te nemen.
21. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
22. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 11 april 2025;
  • veroordeelt de minister tot betaling van €1.814,- aan proceskosten aan eiseres;
  • draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.T. Twijnstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 juli 2025

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.