ECLI:NL:RBDHA:2025:18336
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft aangevraagd in het kader van nareis. De aanvraag is door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen met een primair besluit op 19 juni 2023. Na bezwaar van de verzoeker heeft de minister het bestreden besluit op 26 augustus 2024 gehandhaafd. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 5 juni 2025, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de gemachtigde van verzoeker en de referente zich afmeldden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Dit besluit is genomen omdat de rechtbank in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL24.36666, het beroep van verzoeker ongegrond heeft verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, voorzieningenrechter, en mr. W.J.T. Twijnstra, griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.