ECLI:NL:RBDHA:2025:1833
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en proceskostenveroordeling
In de zaak tussen verzoeker en de minister van Asiel en Migratie heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 18 september 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 15 oktober 2024, waarbij verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL24.36596) die samenhangt met het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien de bodemzaak is behandeld en er een uitspraak is gedaan, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen.
Wel heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 907,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.