In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de adoptie van de minderjarige [minderjarige 1] door verzoekers, die zijn oom en tante zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers op 19 juli 2023 in Turkije de adoptie van [minderjarige 1] hebben laten uitspreken door de Turkse rechtbank. De biologische ouders van [minderjarige 1] hebben schriftelijk verklaard in te stemmen met de adoptie. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de adoptie niet kan worden erkend op basis van het Nederlandse recht, omdat [minderjarige 1] ten tijde van de adoptie in Nederland woonde en niet in Turkije, wat in strijd is met de voorwaarden van artikel 10:109 BW. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van [minderjarige 1] voorop staat en dat de adoptie in zijn belang is, gezien de omstandigheden waaronder hij zich bevindt, waaronder de gevolgen van de aardbevingen in Turkije. De rechtbank heeft de adoptie van [minderjarige 1] door verzoekers toegewezen, ondanks het ontbreken van de vereiste beginseltoestemming volgens de Wobka, omdat afwijzing van het verzoek ernstige gevolgen voor [minderjarige 1] zou hebben. De rechtbank heeft ook de geboortegegevens van [minderjarige 1] vastgesteld en de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de nodige aantekeningen te maken in de registers van de burgerlijke stand.