7.4Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [naam 3]
heeft een bedrag van € 5.013,53, -, gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 513,53, -, aan materiële schade en € 4.500, - aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van
€ 1.000, - gevorderd in verband met eventuele toekomstige schade. De materiële schadeposten bestaan uit € 186,65, - aan reiskosten ten behoeve van psychologische behandelingen die de benadeelde partij heeft ondergaan en een bedrag van € 326,88, - aan verlofdagen die de wettelijke vertegenwoordigers van de benadeelde partij hebben moeten opnemen voor het doen van aangifte en het bijwonen van de terechtzitting. De immateriële schadepost bestaat uit psychisch leed.
Reiskosten voor psychologische behandelingen
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten ten behoeve van het ondergaan van de psychologische behandelingen voldoende zijn onderbouwd en rechtstreeks voortvloeien uit het onder 4 bewezenverklaarde feit aangezien de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte in therapie is gegaan en daarvoor reiskosten heeft gemaakt. De rechtbank zal deze post daarom geheel toewijzen.
Kosten voor verlofdagen
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de schade die zij vordert in verband met het opnemen van verlofdagen voor het doen van aangifte en het bijwonen van de terechtzitting onvoldoende heeft onderbouwd. De benadeelde partij heeft niet inzichtelijk gemaakt dat er verlofdagen zijn opgenomen en heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt om hoeveel dagen het gaat. De rechtbank zal deze post daarom afwijzen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van dit feit psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend een bedrag van € 3.000, - billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Toekomstige schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 1.000, - gevorderd in verband met eventuele toekomstige materiële schade. De rechtbank zal dit bedrag, in verband met het ontbreken van een nadere onderbouwing, afwijzen.
Concluderend zal de rechtbank, gelet op het voorgaande, een totaalbedrag van € 3.186,65, -, toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 juli 2023, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.186,65, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] .
Benadeelde partij [naam 4]
heeft een bedrag van € 4.920, -, gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.920, - aan materiële schade en € 3.000, - aan immateriële schade. De materiële schade bestaat uit kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt ten behoeve van door de benadeelde partij gevolgde therapie. De immateriële schadepost bestaat uit psychisch leed.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten ten behoeve van door de benadeelde partij gevolgde therapie voldoende zijn onderbouwd en rechtstreeks voortvloeien uit het onder 4 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze post daarom geheel toewijzen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 3.000, - billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Concluderend zal de rechtbank, gelet op het voorgaande, een totaalbedrag van € 4.920, -, toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 31 augustus 2023, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.920, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] .
Benadeelde partij [naam 11]
heeft een bedrag van € 4.105,28, - gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.105,28, - aan materiële schade en € 3.000, - aan immateriële schade. De materiële schadeposten bestaan uit verlofdagen die de wettelijke vertegenwoordigers van de benadeelde partij hebben moeten opnemen en vernieling door de benadeelde partij van zijn beeldscherm, bureau en fiets ten gevolge van zijn boosheid.
De immateriële schadepost bestaat uit psychisch leed.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de schade die zij vordert in verband met het opnemen van verlofdagen voor het doen van aangifte en het voeren van gesprekken onvoldoende heeft onderbouwd. De benadeelde partij heeft niet inzichtelijk gemaakt dat er verlofdagen zijn opgenomen door de wettelijke vertegenwoordigers en heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt om hoeveel verlofdagen het gaat. De benadeelde partij heeft bovendien het bedrag dat zij vordert ten aanzien van deze schadepost niet gespecificeerd. De rechtbank zal deze post daarom afwijzen. Ten aanzien van vernielde beeldscherm, bureau en fiets geldt dat de benadeelde partij deze vordering niet heeft gespecificeerd. In elk geval is reeds onvoldoende onderbouwd dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu niet voldaan is aan de eis van artikel 361, tweede lid, onder b. Sv zal de rechtbank de benadeelde ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 3.000, - billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Concluderend zal de rechtbank, gelet op het voorgaande, een totaalbedrag van € 3.000, - toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 juni 2024, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 11] .
Benadeelde partij [naam 6]
heeft een bedrag van € 4.277,89, - gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.277,89, - aan materiële schade en € 3.000, - aan immateriële schade. De materiële schadeposten bestaan uit een bedrag van € 170,57, - aan verlofdagen die de wettelijke vertegenwoordigers van de benadeelde partij hebben moeten opnemen, een bedrag van € 152,33, - in verband met reiskosten voor het bezoeken van de advocaat en een bedrag van € 954,99, - aan therapiekosten. De immateriële schadepost bestaat uit psychisch leed.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de schade die zij vordert in verband met het opnemen van verlofdagen onvoldoende heeft onderbouwd. De benadeelde partij heeft niet inzichtelijk gemaakt dat deze uren daadwerkelijk zijn opgenomen. De rechtbank zal deze post daarom afwijzen.
Ten aanzien van de reiskosten en de kosten voor therapie geldt dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd en rechtstreeks voortvloeien uit het onder 4 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze posten daarom geheel toewijzen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 3.000, - billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Concluderend zal de rechtbank, gelet op het voorgaande, een totaalbedrag van € 4.107,32, -, toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 juni 2024, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.107,32, - vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 6] .
Benadeelde partij [naam 2]
heeft een bedrag van € 8.000, - gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade in verband met psychisch leed.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht een bedrag van € 5.000, -, gelet op bewezenverklaarde feiten en bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 juli 2023, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 2 en 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
Benadeelde partij [naam 1]
heeft een bedrag van € 3.000, - gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade in verband met psychisch leed.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van de onder 1 en 4 bewezenverklaarde feiten. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 3.000, - billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 20 juli 2023, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
Benadeelde partij [naam 13]
heeft een bedrag van € 3.000, - gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade in verband met psychisch leed.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 3.000, -, billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 februari 2023, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 13] .
Benadeelde partij [naam 15]
heeft een bedrag van € 3.000, - gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade in verband met psychisch leed.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 3.000, - billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 23 maart 2023, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 maart 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 15] .
Benadeelde partij [naam 16]
heeft een bedrag van € 3.000, - gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade in verband met psychisch leed.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 3.000, - billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 25 maart 2023, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 maart 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 16] .
Benadeelde partij [naam 12]
heeft een bedrag van € 5.000, - gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade in verband met psychisch leed.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht een bedrag van € 3.000, -, gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 juli 2023, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 12] .
Benadeelde partij [naam 14]
heeft een bedrag van € 175,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade in verband met psychisch leed.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadepost overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt namelijk dat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten psychische klachten heeft opgelopen. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is en er een zodanige inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 175,- billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 11 juli 2024, omdat op basis van het dossier vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 175,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 juli 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 14]
Duur gijzeling schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal conform artikel 36f, vijfde lid, Sr en artikel 6:4:20 Sv, bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel bepalen voor welke duur gijzeling kan worden toegepast bij niet of niet volledige betaling. Nu de duur van de gijzeling in totaal maximaal één jaar mag belopen, zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling per schadevergoedingsmaatregel naar rato van het toegewezen bedrag bepalen.