ECLI:NL:RBDHA:2025:18277
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Peruaanse eiser wegens ongeloofwaardige bedreigingen door officier van justitie
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Peruaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren op 1 april 2000, heeft op 12 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 3 februari 2025 werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 22 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser heeft verklaard bedreigd te zijn door een officier van justitie in Peru, naar wie hij verwijst als [naam], en heeft problemen ervaren na getuige te zijn geweest van corruptie en seksueel misbruik door deze persoon.
De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over de bedreigingen ongeloofwaardig zijn, omdat deze niet samenhangend zijn en eiser zijn asielaanvraag niet tijdig heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat er geen reëel risico op ernstige schade is bij terugkeer naar Peru. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat de officier van justitie over een machtspositie beschikt die bescherming tegen vervolging onmogelijk maakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.