ECLI:NL:RBDHA:2025:18274
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over drugshandel en bedreigingen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag door een Algerijnse eiser. De eiser heeft op 17 juni 2025 een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd op 4 juli 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 7 augustus 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde afwezig waren. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De eiser heeft verklaard dat hij betrokken was bij drugshandel en bedreigd werd door handelaren, wat hem deed besluiten Algerije te verlaten. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de eiser over zijn asielmotieven niet geloofwaardig zijn. De rechtbank stelt vast dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat de verklaringen over de drugshandel en de bedreigingen inconsistent en niet onderbouwd zijn. De rechtbank concludeert dat de eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd en dat hij bij terugkeer naar Algerije geen gegronde vrees voor vervolging heeft.
De rechtbank wijst het beroep van de eiser ongegrond en verklaart dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van mr. S. Vlassak, griffier. De eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.