ECLI:NL:RBDHA:2025:18265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.33061 en NL25.33062
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardige identiteit en betrokkenheid bij MAK-organisatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 september 2025 uitspraak gedaan in de asielaanvraag van een Algerijnse eiser, die op 2 juli 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel indiende. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 17 juli 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser, die tot de Amazigh-bevolkingsgroep behoort, stelde dat hij vanwege zijn betrokkenheid bij de MAK-organisatie (Mouvement pour l’autonomie de la Kabylie) en de daaropvolgende bedreigingen door de Algerijnse autoriteiten asiel zocht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 september 2025, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de minister de identiteit van de eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig had geacht, omdat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn identiteit en de gestelde vervolging te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de minister de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen, omdat de eiser niet kon aantonen dat hij een reëel risico op vervolging liep. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.33061 en NL25.33062
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Noordeloos).

Inleiding

1. Eiser heeft op 2 juli 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 juli 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, B. Zaghdoud als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit, behoort tot de Amazigh-bevolkingsgroep en stelt geboren te zijn op [geboortedatum] 2001. Eiser heeft verklaard dat er in 2021 branden zijn gesticht in eisers woonomgeving, waar de Amazigh-gemeenschap woont. Eiser heeft video’s gemaakt van de nasleep van deze branden en deze beelden, net zoals vrienden van hem, gedeeld op sociale media. Eiser heeft verklaard dat de politie een campagne tegen de Amazigh is gestart en mensen die video’s hadden gedeeld arresteerden vanwege betrokkenheid bij de MAK [1] . Deze beweging wordt door de Algerijnse autoriteiten beschouwd als een terroristische organisatie. Drie vrienden van eiser zijn verdwenen en eiser vermoedt dat dit is gebeurd vanwege de video’s die zij online hebben gedeeld. Eiser is vervolgens ondergedoken en uit Algerije gevlucht. Eiser heeft van zijn familie gehoord dat hij is opgeroepen door de politie en dat aan hem 10 jaar gevangenisstraf is opgelegd.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
eisers identiteit, nationaliteit en herkomst (ook wel het eerste asielmotief); en
de toegedichte betrokkenheid bij de organisatie MAK (ook wel het tweede asielmotief).
3.1.
Verweerder vindt eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar eisers identiteit niet. Verweerder vindt het tweede asielmotief ook niet geloofwaardig. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat eiser onvoldoende documenten heeft gegeven en dat hij daarvoor geen goede verklaring heeft. [2] Verder vindt verweerder dat de verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen [3] en dat eiser zijn aanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en daarvoor geen goede verklaring heeft [4] . Eiser kan daarom niet in grote lijnen als geloofwaardig worden gezien. [5] Verweerder vindt dat eiser bij terugkeer geen gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag [6] en geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [7]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser vindt dat hij zijn identiteit voldoende heeft aangetoond door de Laissez-Passer (LP) in combinatie met het kopie van zijn paspoort over te leggen. Daarnaast heeft eiser in beroep een kopie van het vonnis overgelegd. Hieruit blijkt dat eiser is veroordeeld en daarmee heeft hij zijn problemen vanwege toegedichte betrokkenheid bij de MAK voldoende onderbouwd. Ten slotte is eisers asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat zijn verklaringen voldoende overtuigend zijn. Eiser stelt daarnaast dat hij niet enkel asiel heeft aangevraagd om zijn uitzetting te voorkomen. Eiser heeft namelijk asiel aangevraagd omdat zijn vrees reëel werd en niet slechts als poging om zijn uitzetting te frustreren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder eisers asielaanvraag kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Mocht verweerder eisers identiteit ongeloofwaardig vinden?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers identiteit niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Op zitting heeft verweerder toegelicht dat de nationaliteit van eiser door middel van een prestentatie op basis van de verklaringen van eiser door de Algerijnse autoriteiten wordt bevestigd en dat eiser met de LP kan reizen en kan worden overgedragen aan Algerije. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat door de LP alleen de nationaliteit van eiser is vastgesteld. Uit de LP blijkt niet dat eisers identiteit is vastgesteld. Ten aanzien van de kopie van eisers paspoort heeft verweerder mogen tegenwerpen dat dit geen origineel document is en daarom niet kan worden onderzocht op echtheid. Verder heeft verweerder ook mogen vinden dat het eiser kan worden aangerekend dat hij tot op heden geen originele identificerende documenten heeft overgelegd. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij in het bezit is van originele documenten [8] , maar niet is gebleken dat eiser inspanningen heeft verricht om deze documenten te overleggen.
Mocht verweerder de toegedichte betrokkenheid bij de organisatie MAK ongeloofwaardig vinden?
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder de toegedichte betrokkenheid bij de organisatie MAK ongeloofwaardig mocht vinden. Verweerder mocht daarbij betrekken dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd en daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij kan onderbouwen dat hij bij de brandstichting aanwezig was, omdat hij zelf filmpjes heeft gemaakt en op filmpjes te zien was. Eiser heeft deze filmpjes niet overgelegd en heeft daarvoor geen verschoonbare reden gegeven. Dat eiser in beroep het voorblad van het vonnis heeft overgelegd, maakt het voorgaande niet anders. Eiser heeft op zitting toegelicht dat hij eerst alleen het voorblad van het vonnis heeft overgelegd omdat zijn familie alleen in het bezit was van het voorblad maar dat nu de rest van het vonnis onderweg is met de post. Eiser heeft echter niet toegelicht op welke termijn hij deze stukken verwacht te ontvangen en waarom het nu wel is gelukt om het vonnis op te sturen. Over de oproep van de politie heeft eiser ter zitting verklaard dat zijn broer deze nog zal opsturen. Eiser heeft niet verklaard waarom hij nog geen inspanningen heeft verricht om dit document te overleggen.
7.1.
Verweerder mocht ook vinden dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder mocht zich op het standpunt stellen dat eisers gestelde problemen enkel zijn gebaseerd op vermoedens en dat hij – bij gebrek aan het overleggen van de filmpjes - onvoldoende heeft onderbouwd dat hij gezocht wordt door de autoriteiten vanwege zijn aanwezigheid bij de brandstichting. Daarnaast heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser niet heeft onderbouwd waarop hij baseert dat zijn vrienden in verband met de filmpjes van de brandstichting en toegedichte betrokkenheid bij de MAK zijn opgepakt. Ook is niet gebleken dat eiser in de maand dat hij ondergedoken heeft gezeten problemen heeft ondervonden. Verweerder mocht daarnaast vinden dat eiser summier heeft verklaard over dat hij gezocht zou worden door de politie. Eiser stelt dat de politie tweemaal bij hem langs is geweest om naar eiser te vragen maar dat hij destijds ondergedoken zat bij zijn oma en dat hij is opgeroepen door de politie. Uit eisers verklaringen volgt echter niet dat er een verband is tussen de brandstichting, de video’s en de reden dat de politie naar eiser op zoek was. Ook heeft eiser van zijn vader gehoord dat hij veroordeeld is tot 10 jaar gevangenisstraf. Uit eisers verklaringen volgt echter dat eiser niet weet of hier een advocaat bij betrokken is en hoe deze zaak is verlopen. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij meer informatie zou kunnen verkrijgen hierover, nu eiser zelf stelt al 8 tot 12 maanden op de hoogte te zijn van de aanklacht die tegen hem loopt en hij op de hoogte was van de gevangenisstraf. Eisers standpunt dat het voorblad van vonnis het asielrelaas van eiser aannemelijk zou maken, volgt de rechtbank niet. Uit het voorblad kan immers niet worden afgeleid of eiser is veroordeeld voor een strafbaar feit - en áls hij is veroordeeld voor welk strafbaar feit - en of dit verband houdt met eisers gestelde problemen.
7.2.
Alleen al gelet op het voorgaande, heeft verweerder eisers problemen vanwege toegedichte betrokkenheid bij de organisatie MAK ongeloofwaardig kunnen vinden. Gelet hierop heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser geen vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.
Mocht verweerder de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond?
8. Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet kan verweerder een aanvraag als kennelijk ongegrond afwijzen indien de vreemdeling zijn aanvraag enkel heeft ingediend met als doel zijn uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen. Gelet op jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [9] , had verweerder niet van eiser mogen verwachten dat hij opnieuw een asielaanvraag deed, nu zijn asielaanvraag in eerste instantie niet in behandeling is genomen op grond van de Dublinverordening [10] en de verantwoordelijkheid overgaat op Nederland. Eiser was hier op het moment dat hij asiel aanvroeg op 2 juli 2025 echter niet van op de hoogte. Verweerder heeft dan ook mogen tegenwerpen dat eiser is aangehouden op 20 maart 2025 en daarvoor ook al enige tijd in Nederland verbleef zonder te hebben aangegeven dat hij asiel wenste. Vervolgens heeft eiser pas na twee vertrekgesprekken met de Dienst Terugkeer & Vertrek en nadat zijn ticket naar Algerije was geboekt, te kennen gegeven dat hij asiel wilde aanvragen. Verweerder heeft daarom mogen vinden dat eiser zijn asielaanvraag enkel heeft ingediend om uitzetting te voorkomen. Verweerder heeft eisers asielaanvraag dan ook kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S. Vlassak, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Mouvement pour l’autonomie de la Kabylie.
2.Artikel 31, zesde lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Artikel 31, zesde lid, onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5.Artikel 31, zesde lid, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
6.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8.Verslag aanmeldgehoor, pagina 4.
9.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 4 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:881.
10.Verordening (EU) nr. 604/2013.