ECLI:NL:RBDHA:2025:18259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/669003 / FA RK 24-4810
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en bevel tot DNA-onderzoek in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2025 een beschikking gegeven inzake de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de minderjarige [de minderjarige 1]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E. Kocabas-Güler, heeft verzocht om vaststelling van het vaderschap van de man, de vermeende vader, en om wijziging van de achternaam van de minderjarige naar die van de biologische vader. De man, vertegenwoordigd door mr. M.W. Kuiper, heeft verweer gevoerd en verzocht om vernietiging van de erkenning van de minderjarige [de minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man in Nederland wonen, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De moeder heeft de Poolse nationaliteit en de man de Nederlandse, wat complicaties met zich meebrengt voor de vaststelling van het vaderschap.

De rechtbank heeft de bijzondere curator, mr. M.N.G.N.H. Brech, benoemd om de minderjarige [de minderjarige 1] te vertegenwoordigen. De moeder heeft aangegeven dat de man de biologische vader is, maar de man heeft twijfels geuit over zijn vaderschap. De rechtbank heeft besloten dat een DNA-vaderschapsonderzoek noodzakelijk is om de biologische afstamming vast te stellen. De kosten van het onderzoek zullen ten laste van de Rijkskas komen, aangezien de moeder een toevoeging heeft gekregen. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om binnen twee weken een afspraak te maken voor het DNA-onderzoek en heeft een termijn gesteld voor het indienen van het onderzoeksrapport. De verdere behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 1 januari 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4810
Zaaknummer: C/09/669003
Datum beschikking: 18 september 2025

Gerechtelijke vaststelling ouderschap

Vernietiging erkenning

Beschikking op het op 28 juni 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[de moeder] ,

verzoekster/de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Kocabas-Güler te Zoetermeer.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vermeende vader] ,

de vermeende vader/de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.W. Kuiper te ’s-Gravenhage,
en
de minderjarige
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2024 te [geboorteplaats 1] ( [de minderjarige 1] ),
in rechte vertegenwoordigd door mr. M.N.G.N.H. Brech, advocaat te ’s-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verslag van de bijzondere curator van 29 augustus 2024;
  • het F9-formulier van 12 september 2024 van de moeder;
  • het F9-formulier van 29 november 2024 van de man;
  • het F9-formulier van 20 februari 2025 van de moeder;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 1 september 2025.
Op 9 september 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de advocaat van de man;
  • de bijzondere curator.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Uit de moeder is geboren:
  • de minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2024 te [geboorteplaats 1] ;
  • de minderjarige [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2022 te [geboorteplaats 1] .
  • De minderjarige [de minderjarige 1] is niet erkend.
  • De minderjarige [de minderjarige 2] is door de man erkend op 16 december 2022.
  • De moeder heeft van rechtswege het eenhoofdig gezag over de kinderen.
  • [de minderjarige 1] en de moeder hebben de Poolse nationaliteit. [de minderjarige 2] en de man hebben de Nederlandse nationaliteit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 15 juli 2024 is mr. M.N.G.N.H. Brech voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige [de minderjarige 1] ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
  • het vaderschap van de man – als verwekker van [de minderjarige 1] – gerechtelijk vast te stellen;
  • de achternaam van [de minderjarige 1] te wijzigen, zodat deze de geslachtsnaam van haar biologische vader krijgt, te weten ‘ [geslachtsnaam] ’;
  • althans een zodanige beslissing te nemen die de rechtbank juist acht;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De bijzondere curator adviseert de rechtbank om een DNA-vaderschapsonderzoek voor [de minderjarige 1] te bevelen, waarbij de kosten ten laste van Rijks kas dienen te komen.
De man voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken en verzoekt zelfstandig de erkenning door hem van de minderjarige [de minderjarige 2] te vernietigen, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Gerechtelijke vaststelling vaderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de moeder en de man in Nederland wonen, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv.
Of en onder welke voorwaarden ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt krachtens artikel 10:97 BW bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Nu de moeder de Poolse nationaliteit heeft en de man de Nederlandse, ontbreekt een gemeenschappelijke nationaliteit. De rechtbank zal het recht van de staat van de gewone verblijfplaats toepassen, te weten Nederlands recht.
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:207 lid 1 BW kan een verzoek tot gerechtelijke vaststelling vaderschap worden gedaan door de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, of door het kind. De rechtbank zal de moeder ontvangen in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder stelt dat de man de biologische vader van [de minderjarige 1] is. De moeder voelt zich genoodzaakt om vaststelling vaderschap te verzoeken, omdat de vader niet wil erkennen omdat hij het vaderschap in twijfel trekt. De moeder wil de juridische situatie gelijk stellen met de feitelijke. Verder vindt de moeder het van belang dat broer en zus dezelfde achternaam dragen en ook dezelfde nationaliteit zullen hebben. De moeder heeft op de zitting aangegeven zeker te weten dat de man de biologische vader is van zowel [de minderjarige 1] als van [de minderjarige 2] . Afhankelijk van de (knipperlicht) relatie tussen partijen is de man wel of niet aanwezig voor de kinderen. De moeder wil duidelijkheid middels een DNA-onderzoek.
De man stelt dat hij grote twijfels heeft over het vaderschap van [de minderjarige 1] en ook van [de minderjarige 2] . Gedurende de relatie trof de man regelmatig thuis andere mannen bij de moeder aan. Hij vermoedt dat niet hij maar iemand anders de vader is van [de minderjarige 1] . De man wil ook duidelijkheid middels een DNA-onderzoek.
De bijzondere curator heeft in het rapport aangegeven dat het vanwege de grote twijfel van de man niet vast staat dat de man de verwekker is van [de minderjarige 1] (en van [de minderjarige 2] ). Daarom moet er een DNA-vaderschapsonderzoek plaatsvinden. Op de zitting heeft de bijzondere curator aangegeven dat het in belang van de kinderen is dat ten behoeve van beide kinderen een DNA-vaderschapsonderzoek zal plaatsvinden. De kosten dienen ten laste van Rijks kas te komen nu de moeder deze niet kan voorschieten en zij de verzoekende partij is.
De rechtbank is van oordeel dat voor het bewijs van het eventuele verwekkerschap – van beide kinderen – van de man een DNA-onderzoek het meest gerede middel is en zal, nu de moeder en de advocaat van de man bij de behandeling ter zitting hebben verklaard bereid te zijn daaraan mede te werken, na te melden onderzoek bevelen. Nu de moeder en de man zich niet hebben uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige, gaat de rechtbank ervan uit dat zij stilzwijgend hebben verzocht zoals gebruikelijk na te melden deskundige te benoemen.
284 lid 4 jo 195 Rv: Er wordt geen voorschot opgelegd aan de partij aan wie een toevoeging is verleend
of aan wie het vast recht gedeeltelijk in debet is gesteld. OVERWEGING: “Nu aan de .... een
toevoeging is verleend (of m.m.: het vast recht gedeeltelijk in debet is gesteld), zal ... terzake van
het deskundigenonderzoek geen voorschot worden opgelegd.” En hieronder ex art. 199 lid 3 Rv
in DICTUM bepalen i.p.v. de bepaling tot betaling van het voorschot: In debetstelling van dat voorschot.
Nu de moeder degene is op wie de bewijslast rust, behoren de kosten van het onderzoek voorshands door haar te worden gedragen. Nu haar echter een toevoeging is verleend, zal haar ter zake van het deskundigenonderzoek geen voorschot worden opgelegd.
De rechtbank zal – omdat van de man ter zake zijn medewerking wordt verwacht – vooralsnog de behandeling van het verzoek pro forma aanhouden teneinde de moeder in de gelegenheid te stellen bewijs over te leggen van het al dan niet bestaan van het verwekkerschap van de man ten aanzien van de beide kinderen door middel van een rapport van DNA-onderzoek, waaruit in ieder geval tevens blijkt dat de identiteit van degenen van wie voor onderzoek een monster is afgenomen zorgvuldig is vastgesteld. Het rapport dient voorts te zijn gedagtekend en ondertekend door een met name genoemd persoon met een daartoe relevante studie die de conclusie van het DNA-onderzoek voor zijn rekening neemt.
In navolging op het Besluit DNA-onderzoek vaderschap van 20 oktober 2008 houdende de vereisten die zijn gesteld aan het vaderschapsonderzoek in verband met erkenning bedoeld in artikel 4, vierde lid Rijkswet op het Nederlanderschap, welk besluit op 1 maart 2009 in werking is getreden, stelt de rechtbank voorts de navolgende eisen aan een rapport van DNA-onderzoek: uit het rapport dient te blijken dat het onderzoek is verricht in een laboratorium dat door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd aan de hand van de criteria genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17025 of de NEN-EN ISO/IEC 15189 en de aanbevelingen van de Paternity Testing Commission van de International Society of Forensic Genetics (FSI 2007).

Beslissing

De rechtbank:
beveelt een onderzoek door een deskundige van het DNA van:
1. de man: [de vermeende vader] , geboren op [geboortedatum 3] 1987 te [geboorteplaats 2] , Turkije;
2. de moeder: [de moeder] , geboren op [geboortedatum 4] 1995 te [geboorteplaats 3] , Polen;
3. de minderjarige: [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2024 te ’ [geboorteplaats 1] , en
4. de minderjarige [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2022 te [geboorteplaats 1] ,
en legt aan deze deskundige de vraag voor welke conclusie er aan de hand van zijn bevindingen moet worden getrokken ten aanzien van het eventuele verwekkerschap van de man;
Zie verder onder dictum voor alternatief in geval van toevoeging.
benoemt tot deskundige die het onderzoek zal verrichten en de bovenstaande vraag zal beantwoorden:
een deskundige verbonden aan Verilabs Nederland B.V., Noothoven van Goorstraat 11D, 2806 RA Gouda (telefoonnummer 085-105 1415);
beveelt
dat partijen binnen twee weken na de datum van deze beschikkingtelefonisch een afspraak maken met Verilabs;
Voorschot door verzoekster als degene op wie bewijslast rust, tenzij zij een toevoeging heeft.
Zie verder onder dictum voor alternatief in geval van toevoeging.
223 lid 2 Rv: Er wordt geen voorschot opgelegd aan de partij aan wie een toevoeging is verleend
of aan wie het vast recht gedeeltelijk in debet is gesteld. OVERWEGING: “Nu aan de ... een
toevoeging is verleend (m.m.: het vast recht gedeeltelijk in debet is gesteld), zal ... terzake van het
deskundigenonderzoek geen voorschot worden opgelegd.” En hieronder ex art. 225 lid 3 Rv in
DICTUM het volgende bepalen - voor de betreffende partij of voor beide pp (het laatste i.p.v. de
bepaling tot betaling van het voorschot) -:
bepaalt dat hangende de procedure het ten laste van ’s-Rijks kas betaalde deel van de kosten van het onderzoek voorlopig aan de vrouw (verzoekster) in debet zal worden gesteld;
bepaalt dat de benoemde deskundige een schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend
Een termijn van 3 maanden na dagtekening beschikkingbericht omtrent zijn onderzoek
uiterlijk op 15 november 2025, vergezeld van zijn declaratie zal zenden naar de griffie van deze rechtbank, team Familie, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag;
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zendt;
bepaalt dat partijen en de bijzondere curator
uiterlijk op 15 december 2025zullen reageren op het deskundigen onderzoek en zich daarbij ook uitlaten over de voortgang van de procedure;
houdt iedere verdere beslissing – ook ten aanzien van de kosten van het deskundigenonderzoek – aan tot
1 januari 2025 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2025.