ECLI:NL:RBDHA:2025:18242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.22970
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Afghaanse nationaliteit met problemen met de Taliban

In deze zaak heeft eiser, een Afghaanse nationaliteit, op 22 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 14 mei 2025 afgewezen, omdat hij de problemen van eiser met de Taliban ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 27 augustus 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

Eiser heeft verklaard dat hij en zijn vader een oproep van de Taliban hebben ontvangen om zich te melden, omdat zij in verband worden gebracht met een commandant die als vijand van de Taliban wordt beschouwd. Na een huiszoeking door de Taliban, waarbij een wapen werd gevonden, zijn eiser en zijn familie ondergedoken. De minister heeft echter twijfels geuit over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, onder andere omdat eiser anderhalf jaar probleemloos in Afghanistan heeft verbleven.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister zijn standpunt over de geloofwaardigheid van het asielrelaas onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister zijn eerdere standpunt over de relatie tussen eisers familie en de commandant heeft gewijzigd, maar blijft bij de conclusie dat de problemen met de Taliban niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.22970
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),

en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: S. Kowsari).

Inleiding

1. Eiser heeft op 22 september 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Afghaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2006. De minister heeft met het bestreden besluit van 14 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S.M. Razaghi als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren in Iran en is in 2020 naar Afghanistan vertrokken. Eiser en zijn vader hebben een oproep ontvangen van de Taliban dat zij zich bij het politiebureau moeten melden. De Taliban heeft hen opgeroepen, omdat commandant [naam] , die de Taliban beschouwt als een vijand, een stuk land van eisers vader heeft gekocht. In ruil voor het stuk land ontving eiser een wapen van commandant [naam] . Eiser en zijn vader hebben geen gehoor gegeven aan de oproep en hebben zich niet gemeld bij het politiebureau. Naar aanleiding daarvan is de Taliban bij eiser zijn huis langs geweest. Eiser is met zijn vader naar het huis van de buurman gevlucht terwijl de Taliban zijn huis doorzocht. Tijdens de huiszoeking heeft de Taliban het wapen van commandant [naam] gevonden. Volgens een van de Taliban-leden hoorde het wapen bij zijn zwager, die vermoord was. Eiser en zijn familie zijn door de Taliban vanwege de vondst van het wapen bestempeld als de moordenaars. Na de huiszoeking is eiser met zijn ouders, broer en zussen ondergedoken in het dorp [plaats 1] in een huis van de buurman. Eiser en zijn familie hebben hier tien maanden ondergedoken gezeten en hebben zich daarna naar het
dorp [plaats 2] verplaatst. Hier konden zij onderduiken in een huis van de familie van eisers buurvrouw. Eiser moest uit dit huis vertrekken, omdat de buurman had gedreigd hem aan te geven bij de Taliban uit angst dat hij zelf problemen zou krijgen met de Taliban als eiser en zijn familie gevonden zouden worden.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven
- identiteit, nationaliteit en herkomst; en
- de problemen met de Taliban.
De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig en de problemen met de Taliban ongeloofwaardig. De minister vindt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser en zijn vader banden hadden met commandant [naam] . Over het bestaan van deze band heeft eiser tegenstrijdig verklaard. Enerzijds verklaart eiser dat commandant [naam] een vriend was en anderzijds wordt naar voren gebracht dat de commandant machtig was en dat de overdracht van het stuk land onvrijwillig was. Ook heeft eiser onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe de Taliban kon weten van de gestelde band tussen hem en commandant [naam] . Daarom vindt de minister het ook niet geloofwaardig dat eiser een wapen van de commandant heeft ontvangen.
6. Volgens de minister verklaart eiser onvoldoende over de oproep van de Taliban. Eiser kan geen verklaring geven voor de vraag waarom zijn naam als mannelijk gezinslid op de oproep stond, maar niet die van zijn jongere broertje. Verder volgt de minister eisers verklaringen over het verblijf in het dorp [plaats 2] en de bedreiging door de buurman niet. Het feit dat eiser anderhalf jaar na het ontvangen van de oproep nog probleemloos in Afghanistan heeft verbleven en dat hij in die periode niet heeft geprobeerd om de oproep te verzamelen, maakt zijn verklaringen minder geloofwaardig. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond. Verder heeft de minister aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Eiser moet terugkeren naar Afghanistan en heeft daarvoor een vertrektermijn van vier weken gekregen.

Geloofwaardigheid van het asielrelaas

7. De rechtbank stelt vast dat de minister op de zitting zijn standpunt heeft gewijzigd over de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. De minister heeft het standpunt verlaten dat de relatie tussen eisers familie en commandant [naam] niet aannemelijk is. Ook heeft de minister het standpunt verlaten dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de relatie tussen zijn familie en commandant [naam] . Verder heeft eiser een document overgelegd van de oproep van de Taliban. Daarom is niet langer in geschil dat eiser een oproep heeft ontvangen van de Taliban.

De problemen met de Taliban

8. De minister stelt zich op het standpunt dat de band tussen eisers familie en commandant [naam] en de verkoop van een stuk land aan de commandant niets zeggen over de reden waarom eiser een oproep van de Taliban heeft ontvangen. De band met de commandant en de verkoop van het land vonden namelijk plaats voorafgaand aan de machtsovername van de Taliban en kunnen daarom geen reden zijn voor het krijgen van de oproep. Verder stelt de minister zich op het standpunt dat zonder reden voor de oproep het niet aannemelijk is dat eiser problemen heeft met de Taliban. Dit blijkt volgens de minister
ook uit het feit dat eiser nog anderhalf jaar probleemloos heeft verbleven in Afghanistan en dat hij en zijn familie wel naar buiten toe konden. Bovendien strookt het feit dat eiser en zijn familie naar buiten konden niet met zijn verklaring dat de Taliban overal spionnen heeft.
Tenslotte vindt de minister het niet geloofwaardig dat eiser het huis waarin hij onderdook moest verlaten, omdat zijn buurman hem bedreigde. Het huis stond niet op de naam van de buurman. Daarom is het volgens de minister niet aannemelijk dat eiser het huis heeft verlaten nadat hij bedreigd is, omdat de buurman zelf vreesde voor de Taliban.
9. Eiser voert, samengevat, hiertegen aan dat hij wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Taliban en dat dit samenhangt met de verkoop van een stuk land aan de commandant. Ook heeft de minister volgens eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij nog anderhalf jaar probleemloos heeft verbleven in Afghanistan. Verder betoogt eiser dat de minister ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij het huis waar hij zat ondergedoken heeft verlaten nadat de buurman dreigementen had geuit.
10. De rechtbank overweegt dat eiser een verklaring heeft gegeven voor de vraag waarom hij denkt dat er een verband is tussen de relatie van zijn familie en de commandant en de oproep van de Taliban. Eiser heeft verklaard dat de Taliban spionnen heeft die hebben gezien dat hij en zijn familie banden hebben met commandant (pagina 23 en 24 van het nader gehoor). Ook heeft eiser verklaard dat de Taliban tijdens de huiszoeking het wapen van de commandant heeft gevonden en toen heeft geroepen dat eiser en zijn familie moordenaars zijn (pagina 7, 10 en 16-17 van het nader gehoor). De rechtbank kan de minister daarom niet volgen in zijn standpunt dat eiser niet inzichtelijk heeft verklaard over de band tussen zijn familie en de commandant als reden voor de oproep van de Taliban.
10.1.
Verder overweegt de rechtbank dat in de oproep wordt vermeld dat als eiser niet verschijnt bij het politiebureau, dit negatieve gevolgen voor hem zal hebben. De minister motiveert onvoldoende waarom de inhoud van de oproep in het licht van eisers verklaringen over het huisbezoek van de Taliban nadat hij niet is verschenen bij het politiebureau, de huiszoeking door de Taliban en dat zijn familie door de Taliban voor moordenaars zijn uitgemaakt, de gestelde problemen met de Taliban niet geloofwaardig maken.
10.2.
Daarbij overweegt de rechtbank ook dat eiser heeft verklaard dat hij na het ontvangen van de oproep en de huiszoeking door de Taliban is gevlucht naar het dorp [plaats 1] en zich later heeft verplaatst naar het dorp [plaats 2] om onder te duiken (pagina 8 en 19 van het nader gehoor). Eiser heeft verklaard dat hij en zijn ouders twee keer per week naar buiten gingen als dat noodzakelijk was (pagina 20 en 24 van het nader gehoor). De minister motiveert op dit punt onvoldoende hoe hieruit blijkt dat eiser anderhalf jaar ‘probleemloos’ heeft verbleven in Afghanistan en dat dit daarom afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met de Taliban.
10.3.
Verder heeft eiser op de zitting benadrukt dat zijn familie in het dorp [plaats 2] in het huis van de familie van de buurvrouw verbleef. Dat heeft eiser ook tijdens het nader gehoor verklaard. De rechtbank kan het standpunt van de minister niet volgen dat niet aannemelijk is dat de Taliban hierdoor het verband tussen de buren en eiser zouden leggen. De minister heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de omstandigheid dat het huis waar eiser was ondergedoken op naam stond van de buurvrouw en niet van de buurman, ertoe leidt dat de Taliban het verband tussen de buurman en eiser niet zouden leggen. Ook heeft de minister niet deugdelijk gemotiveerd waarom niet aannemelijk is dat eiser door de buurman is
bedreigd. De minister heeft hieraan uitsluitend ten grondslag gelegd dat het huis niet op naam stond van de buurman. Daarmee gaat de minister eraan voorbij dat eiser heeft verklaard dat het huis op naam stond van de buurvrouw, de echtgenote van de buurman. De minister heeft niet gemotiveerd waarom het desondanks ongeloofwaardig is dat de buurman er bang voor was dat de Taliban bij hem zou uitkomen.
10.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom de gestelde problemen met de Taliban ongeloofwaardig worden gevonden.
Vluchtelingschap en ernstige schade bij terugkeer
11. Omdat de rechtbank heeft geoordeeld dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de minister niet in stand kan blijven, behoeven de beroepsgronden die zien op vluchtelingschap en ernstige schade geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat eiser gelijk krijgt en dat de minister het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag te nemen. Gelet op hetgeen de minister in de beroepsprocedure inmiddels geloofwaardig vindt en de onderdelen van het bestreden besluit die niet deugdelijk zijn gemotiveerd, moet de minister opnieuw de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordelen. De rechtbank stelt de minister niet in de gelegenheid om tijdens deze beroepsprocedure de geconstateerde gebreken te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus), omdat dit geen efficiënte of doelmatige afdoening van de zaak is.
13. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor een termijn van acht weken.
14. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 14 mei 2025;
  • draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. van Rossum, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 september 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.