ECLI:NL:RBDHA:2025:18240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
25/289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit Autoriteit Persoonsgegevens om AVG klacht niet verder te onderzoeken

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de Autoriteit Persoonsgegevens om zijn klacht over een datalek niet verder te onderzoeken. Eiser had op 4 juli 2022 een klacht ingediend bij het Hof van Discipline, die zoekraakte, wat hij beschouwde als een datalek onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De Autoriteit Persoonsgegevens concludeerde in een besluit van 14 augustus 2024 dat er geen overtreding was vastgesteld en verklaarde het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond. Eiser ging hiertegen in beroep bij de rechtbank op 2 januari 2025, waarbij hij aanvoerde dat de Autoriteit Persoonsgegevens ten onrechte had afgezien van nader onderzoek en dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank behandelde de zaak op 17 september 2025, waarbij eiser niet verscheen, en concludeerde dat de Autoriteit Persoonsgegevens terecht had besloten om geen verder onderzoek te doen. De rechtbank oordeelde dat de Autoriteit beleidsvrijheid heeft in het behandelen van klachten en dat er geen onmiskenbare aanwijzingen waren voor een overtreding. Eiser's beroepsgrond over de hoorplicht werd eveneens verworpen, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de Autoriteit Persoonsgegevens niet verplicht was om de klacht verder te onderzoeken. Eiser kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/289

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] ( [land] ), eiser

en

de Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder

(gemachtigden: mr. N. Hmoumou en mr. J.M.A. Koster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om zijn klacht niet verder te onderzoeken.
1.1.
Verweerder heeft in het besluit van 14 augustus 2024 aangegeven dat hij eisers klacht in gepaste mate heeft onderzocht en geen verder onderzoek zal doen. Met het bestreden besluit van 5 december 2024 is het bezwaar van eiser daartegen kennelijk ongegrond verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder. Eiser is zonder berichtgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 4 juli 2022 per e-mail een klacht ingediend bij het Hof van Discipline [1] . Deze klacht is zoekgeraakt wat volgens eiser een datalek oplevert in de zin van de AVG [2] . Eiser heeft hierover bij verweerder een klacht in de zin van artikel 57 van de AVG ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 14 augustus 2024 aan eiser laten weten dat hij naar aanleiding van eisers klacht een brief gestuurd heeft aan verweerder, waarin wordt uitgelegd wat de regels zijn maar dat hij geen verder onderzoek doet naar eisers klacht. Eiser is het hier niet mee eens.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser heeft op 2 januari 2025 beroep ingediend bij de rechtbank. Daarbij heeft hij kortgezegd aangevoerd dat hij vindt dat er met het laten verdwijnen van zijn klacht bij het Hof van Discipline (HvD) sprake is van een aantoonbaar datalek. Verweerder had zijn bezwaar niet als kennelijk ongegrond mogen afdoen. Het besluit is onvoldoende gemotiveerd. Ook heeft verweerder ten onrechte afgezien van het houden van een hoorzitting in bezwaar.
Bij bericht van 4 februari 2025 heeft eiser zijn beroepsgronden aangevuld. Daarin wijst eiser er op dat het de plicht van verweerder om handhavend op te treden bij een datalek. Die verplichting mag niet worden afgeschoven naar in dit geval het HvD. Als bijlagen stuurt eiser stukken mee van het HvD die zien op eisers klachtprocedure als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Awb.
Bij bericht van 13 maart 2025 heeft eiser zijn beroepsgronden nogmaals aangevuld. Eiser wijst op Europese regelgeving en jurisprudentie waaruit volgt dat verweerder, door eisers AVG-klacht over een datalek niet te beoordelen en geen gemotiveerd oordeel te geven over de geconstateerde schendingen, verweerder niet alleen haar verplichtingen ex artikel 8, derde lid, van het Handvest EU schendt, maar zij ook niet voldoet aan de plicht tot effectieve rechtsbescherming, zoals vastgelegd in artikel 47 van het Handvest EU.
Bij bericht van 23 juli 2025 en 7 augustus 2025 wijst eiser er onder meer op dat verweerder de beroepsprocedure doorkruist door een hoorzitting te houden in eisers bejegeningsklacht als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Awb.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bejegeningsklacht
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser zowel een AVG-klacht als een bejegeningsklacht als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Awb bij verweerder heeft ingediend. Hoofstuk 9 van de Awb gaat over de bejegening van iemand door het bestuursorgaan.
Uit het dossier blijkt dat de klachtenfunctionaris van verweerder op 22 december 2023 ook in gesprek is gegaan met eiser over het verschil tussen de twee klachtprocedures. Uit de door eiser ingediende aanvullende beroepsgronden van 4 februari 2025, 23 juli 2025 en 7 augustus 2025 leidt de rechtbank af dat het voor eiser nog altijd niet duidelijk is dat er twee verschillende klachtprocedures bij verweerder hebben gelopen. De rechtbank is alleen bevoegd het beroep tegen de afhandeling van eisers AVG-klacht te beoordelen. De rechtbank is niet bevoegd te oordelen over een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Awb. [3] Indien eiser het niet eens is met de afhandeling van deze bejegeningsklacht kan hij zich wenden tot de Nationale Ombudsman. [4]
AVG-klacht
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder kon afzien van het doen van nader onderzoek. De rechtbank legt hierna uit hoe ze tot dit oordeel komt.
6. Volgens de wet moet verweerder klachten behandelen in de mate waarin dat gepast is. [5] Dat betekent dat verweerder beleidsvrijheid heeft om te bepalen in welke zaken zij handhavend optreedt en in welke zaken niet. Verweerder hanteert daarbij een vaste werkwijze. [6] De vaste werkwijze houdt in dat verweerder een eerste inhoudelijke beoordeling doet van een klacht die aan de formele vereisten voldoet. Deze eerste inhoudelijke beoordeling kan drie uitkomsten hebben: er is een overtreding, er is geen overtreding of het is (nog) niet duidelijk of er een overtreding is. Als (nog) niet duidelijk is of er een overtreding is, dan bepaalt verweerder of zij de klacht verder gaat onderzoeken. Dat bepaalt verweerder aan de hand van criteria die zij op haar website heeft vermeld.
7. Gelet op de beschikbare informatie kon verweerder concluderen dat een overtreding [7] (nog) niet kon worden vastgesteld. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting uitgelegd welke acties daarvoor nodig zijn. Verweerder zou moeten nagaan of eisers e-mail met zijn klacht daadwerkelijk is aangekomen op de mailserver van het HvD en indien dat het geval is wat er vervolgens met de e-mail is gebeurd op die server. Ter zitting heeft verweerder daarover toegelicht dat meerdere redenen kunnen bestaan voor de omstandigheid dat eiser wel een ontvangstbevestiging heeft gekregen maar dat de daaraan ten grondslag liggende klacht niet meer te vinden is. Daarvoor is onderzoek nodig naar de systemen met betrekking tot de registratie van ingekomen e-mailberichten. Daarnaast dient verweerder de back-up-servers van het HvD te controleren en onder meer inzicht te verkrijgen in de retentietermijn van de back-ups.
Als daaruit bijvoorbeeld al blijkt dat de mail per ongeluk is gewist maakt dat nog niet dat er ook een overtreding van de AVG is geweest. Verweerder heeft ter zitting nogmaals toegelicht een datalek op zichzelf niet een overtreding van de AVG oplevert. Het criterium is of het HvD passende organisatorische maar ook beveiligings- maatregelen heeft getroffen.
Verweerder zal niet alleen moeten kijken naar de technische werking van de servers maar ook naar het beleid rond de technische en organisatorische maatregelen die het HvD heeft getroffen met betrekking tot haar e-mailinfrastructuur en of deze maatregelen daadwerkelijk worden nageleefd. Daarvoor is nader onderzoek nodig en daarom valt eisers klacht in de derde categorie van de vaste werkwijze van verweerder zoals genoemd in rechtsoverweging zes.
8. Verweerder heeft aan de hand van de criteria op haar website uitgelegd waarom zij de klacht van eiser niet nader onderzoekt. Verweerder heeft met name betrokken dat een eventueel optreden van zijn kant niet efficiënt en effectief zal zijn. Verweerder wijst er in dit kader op dat – zonder nader onderzoek - uit de stukken niet onmiskenbaar volgt dat de e-mail van eiser door de griffie van het HvD is ontvangen. Daarnaast is van belang dat een mogelijk optreden van verweerder in het licht van het bredere geschil geen doorslaggevende impact zal hebben op de situatie. Verweerder weegt daarbij ook mee dat eiser door het HvD in de gelegenheid is gesteld om zijn zoekgeraakte klacht alsnog in te dienen. Daarvan heeft eiser geen gebruik gemaakt. Ook is er in vergelijking tot andere (vermeende) overtredingen geen sprake van een bredere maatschappelijke betekenis en raakt de overtreding alleen eiser zelf. De rechtbank kan verweerder daarin volgen. Verweerder mocht daarom afzien van het doen van nader onderzoek. Er is geen strijd met artikelen uit het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
9. Eisers beroepsgrond dat de hoorplicht in de bezwaarfase is geschonden, slaagt evenmin. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit het bezwaarschrift van eiser aanstonds bleek dat het geen kans van slagen had. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en op die grond van het horen van eiser in de bezwaarfase kunnen afzien.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de AVG-klacht van eiser niet nader hoefde te onderzoeken. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De hoogste tuchtrechter voor de advocatuur.
2.Algemene Verordening Gegevensbescherming.
3.Artikel 9:3 van de Awb.
4.Artikel 9:1 en 9:12 van de Awb.
5.Artikel 57, eerste lid, aanhef en onder f, van de AVG.
6.Zie: www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/een-tip-of-klacht-indienen-bij-de-ap/behandeling-van-klachten-door-de-ap.
7.Onrechtmatige gegevensverwerking, artikel 6 van de AVG.