ECLI:NL:RBDHA:2025:18236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/686902 / KG ZA 25-582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de plaatsing op de GVM-lijst van een gedetineerde in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin een gedetineerde, aangeduid als [eiser], vorderingen heeft ingesteld tegen de Staat der Nederlanden. De eiser verzocht om verwijdering van zijn naam van de GVM-lijst, of in ieder geval om zijn status op de lijst te verlagen van 'hoog' naar 'verhoogd'. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser afgewezen. De eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar wegens een poging tot doodslag in het verkeer en had een strafblad met diverse feiten. Hij verbleef in detentie en was betrokken bij smokkelactiviteiten vanuit de gevangenis, wat leidde tot zijn plaatsing op de GVM-lijst in de categorie 'hoog'. De rechtbank oordeelde dat de selectiefunctionaris in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen, gezien de gedetailleerde rapportages van het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) die de eiser koppelden aan smokkelmomenten. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de eiser als voortgezet crimineel handelen konden worden gekwalificeerd, en dat de maatregelen die aan zijn GVM-status waren verbonden legitiem waren. De eiser werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/686902 / KG ZA 25-582
Vonnis in kort geding van 25 juli 2025
in de zaak van
[eiser]gedetineerd in de PI [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. E.A. Blok te [plaats 4] ,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. H.W. Volberda te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 juni 2025 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de aanvullende producties 6 en 7 van de zijde van [eiser] ;
- de op 21 juli 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is bij arrest van 22 december 2023 in hoger beroep door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar, in verband met – kort samengevat – een poging tot doodslag in het verkeer, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en waarna [eiser] met de auto is doorgereden. [eiser] heeft een strafblad met feiten als diefstal, een zedendelict, brandstichting, heling, valsheid in geschrifte, overtreding van de Opiumwet en de Wegenverkeerswet.
2.2.
[eiser] verblijft sinds 2024 (weer) in detentie, aanvankelijk in de PI [plaats 2] , en sinds 18 oktober 2024 in de PI in [plaats 3] .
2.3.
Het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) heeft op enig moment verslag uitgebracht over de betrokkenheid van [eiser] bij het naar binnen voeren van smokkelwaar in de PI. In het verslag staan de specificaties van een vijftal telefoongesprekken van [eiser] opgesomd uit de periode december 2024 tot en met begin januari 2025. Deze telefoongesprekken zijn gekoppeld aan een vijftal gooimomenten van smokkelwaar over de muur van de PI. Het verslag bevat daarbij diverse citaten uit telefoongesprekken van [eiser] met (een) derde(n) waarin tijdstippen worden afgestemd. De smokkelwaar die over de muur van de PI is gegooid ziet telkens op één of twee smartphones en in drie gevallen zijn er ook verdovende middelen gegooid: hasj (onder meer een keer 24,42 gram en een keer 25,20 gram) en crystal meth (tien zakjes van in totaal 16,16 gram).
2.4.
Dient Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft op 12 februari 2025 een halfjaarsrapportage GVM uitgebracht over [eiser] . Op dat moment had hij al de GVM-status ‘verhoogd’. [eiser] is in het Operationeel Overleg (OO) van 12 maart 2025 besproken. In de verslaglegging van het overleg staat het volgende vermeld:
Informatie vanuit de PI [plaats 3]
Betr. verblijft sinds kort in [plaats 3] . Sinds zijn verblijf zijn er veel verschillende pakketten over de muur gegooid. De inhoud van deze pakketten bevatten verschillende soorten smarttelefoons en verdovende middelen (B). Uit de Telio gesprekken wordt duidelijk dat betr. een sturende en leidende rol heeft m.b.t. het organiseren van deze pakketten (opsomming van tijd en plaats). In de vorige PI bleek dit ook te gebeuren en betr. gaat hier in deze PI gewoon mee door. Tijdens een spitactie is er bij betr. hasj op cel gevonden en op beeld is duidelijk te zien dat hij hasj in zijn anus stopt.
Beoordeling: plaatsen hoog(B)
2.5.
De selectiefunctionaris heeft [eiser] op de GVM-lijst geplaatst in de categorie ‘hoog’ vanwege (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie (criterium b). Door de directeur van de PI zijn aan [eiser] toezichtmaatregelen opgelegd.
2.6.
Naar aanleiding van plaatsing op de GVM-lijst (hoog) is [eiser] op 3 april 2025 overgeplaatst naar de PI [plaats 1] .
2.7.
Op 30 april 2025 is een smartphone in de cel van twee medegedetineerden van [eiser] aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat daar foto’s op stonden waarop [eiser] poseerde. De foto’s zijn gemaakt in de PI [plaats 3] . [eiser] is daarvoor disciplinair bestraft.
2.8.
[eiser] heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de PI [plaats 4] of de PI [plaats 5] . Hij heeft daarvoor als reden gegeven dat hij uit [plaats 4] komt en dat zijn netwerk zich daar bevindt. Daarbij is aangevoerd dat de reistijd voor de familie van [eiser] nu minimaal drie uur voor één uur bezoek is, die met overplaatsing naar de PI [plaats 4] aanzienlijk zal worden verkort. Het verzoek is afgewezen. Daarbij is als reden opgegeven dat zowel binnen de PI [plaats 4] als binnen de PI [plaats 5] op dit moment een (te) groot aantal GVM-gedetineerden verblijft.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Staat te veroordelen om primair [eiser] van de GVM-lijst te verwijderen en daarvan melding te maken bij de directeur van de PI, subsidiair de plaatsing op de GVM-lijst te doen wijzigen van categorie ‘hoog’ naar ‘verhoogd’, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de Staat hiermee in gebreke blijft, vermeerderd me de wettelijke rente;
II. de Staat te veroordelen in de kosten van de procedure, een bedrag aan salaris voor de advocaat van [eiser] daaronder begrepen.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan.
De plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst in de categorie ‘hoog’ is onrechtmatig omdat de informatie waarop de plaatsing is gebaseerd onvoldoende actueel, betrouwbaar of concreet is. [eiser] heeft geen leidende en sturende rol gehad bij het organiseren van deze gooimomenten. Bij hem zijn geen smokkelwaar aangetroffen. De verweten gedragingen zijn niet zwaarwegend genoeg om de plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst te rechtvaardigen. De dreiging wordt niet voldoende onderbouwd met actuele betrouwbare en concrete informatie. De feiten of gedragen hebben geen externe impact omdat deze zich binnen de muren van de inrichting hebben afgespeeld. Verder geldt dat niet gesproken kan worden van voortgezet crimineel handelen in de zin van het opzettelijk voortzetten van strafbare feiten, omdat [eiser] niet is veroordeeld voor dergelijke feiten. Van het voortzetten van criminele activiteiten buiten detentie is dan ook geen sprake. Veel gedetineerden met soortgelijke incidenten worden niet op de GVM-lijst geplaatst.
In ieder geval moet het criterium hoog worden afgeschaald naar verhoogd. Het OO heeft onvoldoende gemotiveerd waarom ‘hoog’ gerechtvaardigd is. Het voortduren van de GVM-status hoog brengt daarbij ernstige beperkingen in de vrijheden in de inrichting voor [eiser] met zich.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Plaatsing op de GVM-lijst wordt geregeld door de Circulaire Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (hierna de Circulaire). De GVM-lijst kent drie categorieën: verhoogd, hoog en extreem. De Circulaire ziet alleen op de categorieën verhoogd en hoog. De selectiefunctionaris beslist na advies van het OO over de plaatsing van een gedetineerde op de GVM-lijst in de categorie verhoogd of hoog. In de Circulaire wordt het criterium “(vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie” (de b-grond) als volgt gedefinieerd:
“voorgezet crimineel handelen tijdens detentie is het opzettelijk doorgaan met het plegen of organiseren van strafbare feiten of voorbereidingshandelingen door personen die gedetineerd zijn, al dan niet middels actief of passief inschakelen van tussenpersonen. Het gaat om feiten of handelingen die direct en/of indirect gevolgen hebben buiten de penitentiaire inrichting.”
4.2.
De vraag ligt voor of de selectiefunctionaris [eiser] in redelijkheid op GVM-lijst categorie ‘hoog’ heeft kunnen plaatsen op de b-grond, omdat er vermoedens zijn van voortgezet crimineel handelen van [eiser] . De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat die beslissing in redelijkheid kon worden genomen. Daarvoor is het volgende van belang.
4.3.
In het verslag van het BIV wordt [eiser] op gedetailleerde wijze gekoppeld aan gooimomenten van smokkelwaar over de muur van de PI. Ter zitting heeft [eiser] ook niet (meer) betwist dat hij telefoongesprekken heeft gevoerd met (een) derde(n) buiten de PI om gooimomenten af te stemmen. Hij heeft toegelicht dat hij dit deed voor een groep medegedetineerden. Niet zozeer omdat hij daartoe werd gedwongen of omdat hij werd bespeeld, maar meer vanuit het idee ‘voor wat, hoort wat’.
4.4.
Anders dan namens [eiser] is aangevoerd is het voor de voorzieningenrechter begrijpelijk dat de selectiefunctionaris de gedragingen van [eiser] als ernstig heeft beschouwd. Het bellen met derden met het verzoek om op gezette momenten smokkelwaar over de muur van de PI te gooien kwalificeert weldegelijk als voortgezet crimineel handelen. Dat deze gedragingen geen link hebben met het misdrijf waarvoor [eiser] gedetineerd is, is in dat verband niet van belang. Ook is niet van belang dat het misdrijf waarvoor hij gedetineerd is (of eerder gedetineerd is geweest) geen link heeft met georganiseerde misdaad. Om te kunnen concluderen dat [eiser] op de b-grond op de GVM-lijst geplaatst kan worden, is van belang of hij binnen detentie door is gegaan met crimineel handelen, of dat daarvoor vermoedens aanwezig zijn. Uitgaande van de rapportage van het BIV is daar zonder meer sprake van. Anders dan namens [eiser] is bepleit, heeft zijn handelen overigens weldegelijk impact buiten de PI. [eiser] heeft immers derden aangezet om allereerst smokkelwaar te verzamelen (telefoons en verboden hoeveelheden verdovende middelen) en deze vervolgens van buiten de PI op het terrein van de PI te gooien. Daar komt bij dat het gebruik van illegale telefoons ook een externe impact heeft (er wordt immers mee gebeld naar personen buiten de PI), met mogelijk ernstige of nadelige gevolgen.
4.5.
Gebleken is dat de maatregelen die volgenden op de eerdere status ‘verhoogd’ van [eiser] hem niet hebben tegengehouden om herhaaldelijk met derden af te spreken om smokkelwaar op het terrein van de PI te krijgen. De beslissing om [eiser] de GVM-status ‘hoog’ toe te kennen op de b-grond, kon gelet op het voorgaande dan ook in redelijkheid worden genomen. De stelling dat [eiser] met plaatsing op de GVM-lijst ‘hoog’ een ongelijke behandeling zou krijgen ten opzichte van medegedetineerden wordt als onvoldoende gemotiveerd ter zijde geschoven.
4.6.
Het is duidelijk dat de GVM-status ‘hoog’ tot beperkende toezichtsmaatregelen zal leiden en dat deze maatregelen voor [eiser] mogelijk ingrijpend zijn bijvoorbeeld in het kader van bezoek. Dit is echter een directe consequentie van de eigen gedragingen van [eiser] . De legitimiteit van die maatregelen kunnen in dit kort geding niet ter discussie worden gesteld. Ook de voor [eiser] nadelige omstandigheid dat de GVM-status ‘hoog’ een beperking in aantal geschikte PI’s met zich brengt, doet niet af aan de legitimiteit van de beslissing van de selectiefunctionaris. Dat er momenteel voor [eiser] geen PI beschikbaar in de buurt van zijn partner en dochtertje is weliswaar beperkend, maar een omstandigheid die volgt op gedragingen waarvoor hij zelf verantwoordelijk is geweest.
4.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.999,00
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.
ddg