Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: S. Kowsari).
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het inreisverbod gegrond;
- vernietigt bestreden besluit.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een inreisverbod opgelegd aan een eiser van Mexicaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 14 januari 2025 een inreisverbod van twee jaar opgelegd aan de eiser, die hiertegen beroep instelde. Tijdens de zitting op 27 januari 2025 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat het inreisverbod onvoldoende was gemotiveerd. De eiser voerde aan dat de minister geen zorgvuldige belangenafweging had gemaakt, vooral niet met betrekking tot het feit dat hij een zoon in Nederland heeft. De rechtbank stelde vast dat de minister niet had aangetoond dat alle relevante omstandigheden van de eiser in de besluitvorming waren betrokken. De rechtbank benadrukte dat de minister bij het opleggen van een inreisverbod een individuele belangenafweging moet maken, zoals vereist door de Terugkeerrichtlijn.
De rechtbank concludeerde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom een inreisverbod van twee jaar passend was in dit geval. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep van de eiser gegrond. De rechtbank besloot geen proceskostenvergoeding toe te kennen, omdat de zaak gelijktijdig met een andere verwante zaak was behandeld, waarin de eiser wel een proceskostenvergoeding had gekregen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 februari 2025.