ECLI:NL:RBDHA:2025:18067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/687667 / FA RK 25-4878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving op MBO-opleiding door de moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen ouders over de schoolkeuze van hun minderjarige kind. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van hun kind, [de minderjarige 1], bij een MBO-opleiding, terwijl de vader verzet aantekende en voorwaardelijk ook toestemming vroeg voor een andere school. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen over de schoolkeuze. De rechtbank heeft de wens van [de minderjarige 1] om de MBO-opleiding te volgen als doorslaggevend beschouwd, mede op basis van gesprekken met de rechter en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en het verzoek van de vader afgewezen, met inachtneming van de belangen van het kind. De kosten zijn gecompenseerd tussen de ouders, waarbij iedere ouder zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door kinderrechter mr. M.F. Baaij en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4878
Zaaknummer: C/09/687667

Vervangende toestemming inschrijving opleiding/school

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak

gedaan op de zitting van 6 augustus 2025 – met gesloten deuren gehouden – van het op
1 juli 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E. Keijzerwaard in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.G.A. van Stratum in Den Haag.
Zitting heeft mr. M.F. Baaij, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op de zitting is besproken.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan
.Deze luidt als volgt.

De gronden van de beslissing

De moeder verzoekt – kort weergegeven – haar vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [de minderjarige 1] bij de MBO-opleiding [opleiding] , [school 1] in [plaats] , voor het schooljaar 2025-2026 en de vader te veroordelen in de proceskosten van de moeder, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert daartegen verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig, voorwaardelijk, namelijk als [de minderjarige 1] daaraan de voorkeur zou geven boven het vervolgen van zijn HAVO carrière op zijn huidige school, om hem vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [de minderjarige 1] op het [school 2] , voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De rechtbank stelt het volgende vast:
  • De moeder en de vader zijn gehuwd geweest van [datum 1] 2007 tot [datum 2] 2024.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Bij beschikking van 25 maart 2024 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat het aangehechte convenant, met als bijlage het ouderschapsplan, deel uitmaakt van de beschikking.
  • In het ouderschapsplan zijn de ouders – voor zover hier van belang – overeengekomen:
  • de kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder;
  • er is een co-ouderschapsregeling van week op week af, met het wisselmoment op vrijdag na school;
  • de ouders maken in onderling overleg gezamenlijk een keuze voor een (type) school. De kinderen worden bij deze besluitvorming betrokken.
De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank heeft op de zitting een vergelijk tussen de ouders beproefd. De ouders zijn niet tot overeenstemming gekomen. De rechtbank zal dus op de verzoeken beslissen.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming om [de minderjarige 1] bij de MBO-opleiding [opleiding] in te schrijven toewijzen, en daarom het verzoek van de vader voor vervangende toestemming om [de minderjarige 1] op het [school 2] in te schrijven afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. [de minderjarige 1] heeft een hele duidelijke en weloverwogen wens om de [opleiding] te volgen. Dat volgt zowel uit de stukken als uit de twee gesprekken die de rechter met [de minderjarige 1] heeft gevoerd. [de minderjarige 1] heeft voor deze opleiding eerst een intake gedaan in Rotterdam, waar hij is afgewezen. Vervolgens heeft hij een tweede intake in [plaats] gedaan en daar is hij wel aangenomen. Hij heeft getraind voor de coopertest en heeft allerlei keuringen doorstaan, waaronder een extra keuring met betrekking tot kleurenblindheid. Ook is [de minderjarige 1] naar de Kinder- en Jongerenrechtswinkel gegaan om een brief aan de rechtbank te schrijven om toestemming te krijgen om de [opleiding] te kunnen volgen. [de minderjarige 1] heeft aan de rechter verteld dat hij ook niet gemotiveerd is voor het [school 2] , omdat dat heel theoretisch is en hij juist vanwege zijn dyslexie behoefte heeft aan practica. De rechtbank hecht veel waarde aan de mening van [de minderjarige 1] gelet op zijn leeftijd, zoals de Raad ook op de zitting heeft geadviseerd. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit de e-mail van de huidige school van [de minderjarige 1] , overgelegd als productie 4 namens de moeder, blijkt dat zijn kans van slagen om de HAVO uiteindelijk te halen gering is, ook als hij het vierde jaar zou overdoen. De school heeft [de minderjarige 1] daarbij geadviseerd om op zoek te gaan naar een MBO-opleiding. De vader vindt het belangrijk dat [de minderjarige 1] met een zo hoog mogelijke startkwalificatie aan zijn verdere loopbaan begint, omdat dit hem meer kansen biedt. Hij is van mening dat [de minderjarige 1] intelligent genoeg is om de HAVO af te maken. Dat leidt -hoe begrijpelijk ook- in de hiervoor gegeven omstandigheden niet tot een ander oordeel. Zoals de Raad ook op de zitting heeft gezegd zijn er meerdere wegen die naar Rome leiden. [de minderjarige 1] is op dit moment erg gemotiveerd om de [opleiding] te volgen en heeft daarbij ook aangegeven dat hij van plan is om na deze tweejarige opleiding zijn MBO 4-diploma te halen, waarmee hij op hetzelfde niveau als een HAVO-diploma komt.
Het verzoek van de moeder zal daarom worden toegewezen en het verzoek van de vader zal worden afgewezen.
Nu deze procedure van familierechtelijke aard is, zullen de kosten tussen de ouders worden gecompenseerd op de wijze zoals hierna vermeld.

De beslissing

De rechtbank:
*
verleent toestemming aan de moeder, die de toestemming van de vader vervangt, voor inschrijving van de minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] , bij de MBO-opleiding [opleiding] , [school 1] in Den Haag, voor het schooljaar 2025-2026;
*
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
*
compenseert de proceskosten tussen de ouders, aldus dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
*
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 20 augustus 2025.
Waarvan proces-verbaal.