ECLI:NL:RBDHA:2025:18062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/666159 / FA RK 24-3357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen en vaststelling zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen een man en een vrouw, met nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht en heeft de ontbinding toegewezen. De ouders hebben gezamenlijk drie minderjarige kinderen, en de rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld, gelet op haar onbetwiste verklaring dat zij dit jaar een opleiding zal starten en dat zij de bepaling van de hoofdverblijfplaats nodig heeft voor toeslagen. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week afwisselend bij de man en de vrouw verblijven, en de schoolvakanties in onderling overleg worden verdeeld. De rechtbank heeft de verzoeken van de man en de vrouw om kinderalimentatie afgewezen, omdat beide partijen hun vermogen niet inzichtelijk hebben gemaakt, maar beiden minstens anderhalf miljoen euro bezitten. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om toegang tot haar vermogen in cryptocurrency afgewezen, omdat zij onvoldoende onderbouwd heeft dat zij geen toegang heeft tot haar vermogen. De rechtbank heeft partijen verwezen naar mediation om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-3357
Zaaknummer: C/09/666159
Datum beschikking: 19 augustus 2025

Ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 15 mei 2024 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P. Dorhout in Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K.G.I.M. Schröder in Utrecht.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 10 juli 2024, met bijlagen, namens de man;
  • het aanvullend verzoekschrift, ingekomen op 15 augustus 2024, namens de man;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 12 september 2024, namens de vrouw;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken, met gewijzigde verzoeken, ingekomen op 18 april 2025, namens de man;
  • de brief van 19 april 2025, met gewijzigde verzoeken en met bijlagen, namens de vrouw;
  • de brief van 20 juli 2025, met aanvullend verzoek en met bijlagen, namens de vrouw.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft in een gesprek met de rechter haar mening gegeven over de verzoeken omtrent de zorgregeling.
Op 30 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, de vrouw met haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Door de advocaat van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

- De man en de vrouw zijn een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan op
[dag] 2011 in [plaats] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum 3] 2022 in [geboorteplaats 2] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Deze rechtbank heeft op 18 april 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, in die zin dat de rechtbank:
  • heeft bepaald dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorlopig aan de man worden toevertrouwd;
  • de voorlopige twee-wekelijkse zorgregeling als volgt heeft vastgesteld, waarbij het wisselmoment steeds om 10.00 uur in de ochtend is:
- van maandag 10.00 uur tot woensdag 10.00 uur zijn de kinderen bij de man;
- van woensdag 10.00 uur tot vrijdag 10.00 uur zijn de kinderen bij de vrouw;
- van vrijdag 10.00 uur tot maandag 10.00 uur zijn de kinderen bij de man;
- van maandag 10.00 uur tot woensdag 10.00 uur zijn de kinderen bij de vrouw;
- van woensdag 10.00 uur tot vrijdag 10.00 uur zijn de kinderen bij de man;
- van vrijdag 10.00 uur tot maandag 10.00 uur zijn de kinderen bij de vrouw;
  • heeft bepaald dat de vrouw aan de man, met ingang van 1 april 2024, voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen van in totaal € 1.079,68 (bij co-ouderschap eventueel:
  • heeft bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] en mitsdien bevolen dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden.

Verzoek en verweer

De man verzoekt – na wijziging – het geregistreerd partnerschap tussen partijen te ontbinden met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man;
  • ten aanzien van de zorgregeling vast te stellen dat de kinderen:
primair: afwisselend in de oneven week, die begint op woensdag, bij de vrouw zijn en in de even week, die begint op woensdag, bij de man zijn, waarbij de wisseldag steeds op woensdag op school is;
subsidiair: iedere week op maandag van 10.00 uur tot woensdag 10.00 uur bij de vrouw zijn en vanaf woensdag 10.00 uur tot vrijdag 10.00 uur bij de man zijn, waarbij het weekend vanaf vrijdag 10.00 uur tot maandag 10.00 uur om de week wisselt bij de vrouw en de man;
  • bepaling dat de schoolvakanties in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
  • bepaling dat de vrouw over de periode van november 2023 tot 1 januari 2024 en van 1 januari 2024 tot 18 april 2024, alsnog de afgesproken achterstallige bijdrage in de kosten van de verzorging en de opvoeding, te weten een bijdrage in de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen van € 1.000,- per maand over de maanden november en december 2023 en inclusief de wettelijke indexering per 1 januari 2024, zijnde € 1.062,- per maand over de maanden januari, februari en maart 2024 en € 601,80 voor de periode van 1 tot 18 april 2024, aan de man betaalt, in totaal € 5.787,80;
  • bepaling dat de vrouw aan de man, telkens bij vooruitbetaling, een bijdrage in de kosten van de verzorging en de opvoeding van de kinderen dient te betalen, van
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vrouw zelfstandig, na wijziging, om het geregistreerd partnerschap tussen partijen te ontbinden, met nevenvoorzieningen tot:
primair:
- het door partijen ondertekende ouderschapsplan op te nemen in de beschikking;

subsidiair:

  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vast te stellen;
  • vaststelling van een zorgregeling tussen de ouders en de kinderen volgens het tweewekelijkse schema:
  • van maandag 10.00 uur tot woensdag 10.00 uur zijn de kinderen bij de man;
  • van woensdag 10.00 uur tot vrijdag 10.00 uur zijn de kinderen bij de vrouw;
  • van vrijdag 10.00 uur tot maandag 10.00 uur zijn de kinderen bij de man;
  • van maandag 10.00 uur tot woensdag 10.00 uur zijn de kinderen bij de vrouw;
  • van woensdag 10.00 uur tot vrijdag 10.00 uur zijn de kinderen bij de man;
  • van vrijdag 10.00 uur tot maandag 10.00 uur zijn de kinderen bij de vrouw;
- ten aanzien van de vakantieregeling vaststelling van een regeling:
primair: waarbij de kinderen drie keer per jaar een aaneengesloten periode van in ieder geval een week bij een van de ouders verblijven en in dat verband te bepalen dat de kinderen ieder jaar bij de man verblijven in week 5 en 6, week 20 en 21, week 35 en 36 en dat zij bij de vrouw verblijven in week 12 en 13, week 25 en 26 en week 42 en 42, waarbij een week loopt van maandag 10.00 uur tot de volgende maandag 10.00 uur;
subsidiair: waarbij de ouders per schooljaar in overleg en afstemming met elkaar vijf weken vakantie en/of vrije dagen kunnen opnemen, waarbij tot augustus 2026 geldt dat dit maximaal twee weken aaneengesloten mag zijn, daarna maximaal drie weken aaneengesloten;
  • de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vast te stellen op € 375,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen voor de eerste van de maand;
  • de man te bevelen al die gegevens te verstrekken die nodig zijn om toegang te verkrijgen tot haar vermogen dat in cryptocurrency’s is ondergebracht op een zodanige wijze dat de vrouw in staat wordt gesteld haar vermogen in crypto’s over te hevelen naar euro’s, waaronder in ieder geval door niet uitsluitend relevante codes, keys, QR codes en recovery phrases, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man in gebreke blijft aan het bevel te voldoen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Ontbinding van het geregistreerd partnerschap
OntvankelijkheidVolgens de wet kan de rechtbank een verzoek tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap alleen inhoudelijk beoordelen en hierop beslissen wanneer er een ouderschapsplan is overgelegd (artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hierop kan een uitzondering worden gemaakt wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om een ouderschapsplan op te stellen en/of over te leggen.
De rechtbank stelt vast dat het de ouders niet is gelukt om overeenstemming te bereiken over de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderalimentatie. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende gebleken dat de ouders niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Gelet hierop zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoeken tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
Inhoudelijke beoordelingDe man en de vrouw zijn het erover eens dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal de verzoeken van partijen om hun geregistreerd partnerschap te ontbinden daarom, als niet weersproken en op de wet gegrond, toewijzen.
Aangezien de ouders geen ouderschapsplan hebben opgesteld, zal de rechtbank het primaire verzoek van de vrouw voor opname van het door partijen ondertekende ouderschapsplan afwijzen.
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Op de zitting zijn de man en de vrouw het eens geworden over vaststelling van de reguliere zorgregeling conform het subsidiaire verzoek van de man. De rechtbank zal conform deze overeenstemming van partijen beslissen, nu zij dat ook in het belang van de kinderen acht.
Beide partijen verzoeken de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij zichzelf vast te stellen. Gelet op de door de ouders overeengekomen co-ouderschapsregeling is de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen alleen administratief. Beide ouders stellen dat zij degene zijn die de contactpersoon is voor zaken rondom de kinderen, zoals de huisarts, tandarts en school. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vast te stellen, gelet op haar onbetwiste verklaring dat zij dit jaar een opleiding zal starten en dat zij de bepaling van de hoofdverblijfplaats nodig heeft voor toeslagen.
Vakantieregeling
Tussen de man en de vrouw is in geschil op welke wijze de vakanties moeten worden verdeeld. Op de school van de kinderen hebben de ouders een pakket afgenomen waarbij zij gedurende het schooljaar vrij vakantie kunnen opnemen, met uitzondering van de kerstvakantie, en waarbij zij dus niet gebonden zijn aan de reguliere schoolvakanties. De man heeft verzocht om “bepaling dat de schoolvakanties in onderling overleg bij helfte worden verdeeld”. Op de zitting heeft hij verklaard dat hij hiermee doelde op de overige tien weken die naast de kerstvakantie aan vakantie kunnen worden opgenomen. De vrouw heeft gezegd dat zij een verdeling bij helfte in onderling overleg goed vindt als partijen zich hierbij aan de reguliere schoolvakanties houden, maar dat als het om vakanties buiten de reguliere schoolvakanties gaat zij een vaste verdeling wil, zoals door haar is verzocht. De vrouw wil graag dat de vakanties van te voren bepaald zijn, zodat duidelijk is voor de kinderen wanneer zij vakantie hebben en zodat die tien weken aan vakantie daadwerkelijk worden opgenomen. Volgens de moeder hebben de kinderen namelijk het afgelopen schooljaar nauwelijks vakantie gehad, omdat de ouders het niet eens konden worden over de door ieder van hen gewenste vakanties.
De rechtbank zal het primaire verzoek van de vrouw, voor vaste weken buiten de reguliere schoolvakanties om, afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aan de vrouw om de agenda van de man te bepalen. Op dit moment hebben partijen gekozen voor het pakket op school waarbij zij vrije keuze hebben voor vakanties en de rechtbank is van oordeel dat iedere ouder daarom vrij moeten zijn om zelf de planning van de vakanties te bepalen. De rechtbank zal conform het verzoek van de man vaststellen dat de schoolvakanties in onderling overleg bij helfte worden verdeeld. Daarbij laat de rechtbank de keuze voor welk pakket de ouders voor aankomend schooljaar afnemen aan hen.
Op de zitting hebben de ouders afgesproken om in een mediationtraject te werken aan de verbetering van hun onderlinge verstandhouding en communicatie en ook om in mediation te proberen hun geschil over de vakanties tot een oplossing te brengen. Partijen worden daartoe via het mediationbureau van de rechtbank in contact gebracht met een geschikte mediator. De rechtbank hoopt dat de ouders zich – in het belang van de kinderen – tot het uiterste zullen inspannen om dit traject te laten slagen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak in afwachting van de resultaten van het mediationtraject aan te houden.
Achterstallige betaling verblijfsoverstijgende kosten
De man verzoekt te bepalen dat de vrouw een achterstallige bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen moet betalen over de periode van november 2023 tot 18 april 2024. In de voorlopige voorzieningenprocedure heeft de man ditzelfde verzoek gedaan. De vrouw stelt dat het verzoek van de man in die procedure is afgewezen, waardoor het verzoek van de man nu een verkapt hoger beroep betreft. De rechtbank constateert dat in de voorlopige voorzieningenprocedure het verzoek van de man is afgewezen, omdat het spoedeisend belang daarbij ontbrak. Het verzoek is toen niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank zal daarom nu wel het verzoek van de man inhoudelijk beoordelen.
Volgens de man hebben partijen in januari 2023 afgesproken dat zij ten aanzien van de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen ieder € 1.000,- per maand op een kindrekening zouden storten. De vrouw heeft dit niet betwist. De man verzoekt betaling aan hem van de inbreng van de vrouw als achterstallige betaling vanaf november 2023, omdat zij toen is gestopt met haar bijdrage. De man geeft aan dat hij sindsdien ook zijn bijdrage niet meer op de kindrekening heeft gestort, maar dat hij in plaats daarvan alle verblijfsoverstijgende kosten vanaf zijn privérekening heeft betaald. De vrouw betwist dit en geeft aan dat zij ook verblijfsoverstijgende kosten vanaf haar privérekening heeft betaald, waardoor er geen sprake is van achterstallige betalingen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man onvoldoende met verifieerbare stukken onderbouwd dat de vrouw heeft nagelaten om haar deel van de verblijfsoverstijgende kosten te betalen. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de man afwijzen.
Kinderalimentatie
Beide partijen hebben verzocht om een bijdrage van de andere partij in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen, wat neerkomt op een bijdrage voor de verblijfsoverstijgende kosten. Zoals de rechtbank op de zitting heeft aangegeven zal zij geen beslissing nemen over de verdeling van de verblijfsoverstijgende kosten, maar kan zij wel overeenstemming van partijen hierover opnemen. Nu partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een financiële bijdrage zal de rechtbank een bedrag aan kinderalimentatie berekenen.
Bij de vaststelling van de kinderalimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen 2025 (het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro's.
Ingangsdatum
De rechtbank zal als ingangsdatum van de vast te stellen kinderalimentatie in redelijkheid de datum van deze beschikking hanteren, omdat tot aan dat moment de bijdrage zoals vastgesteld in de voorlopige voorzieningenprocedure geldt.
Behoefte
Voor het bepalen van de behoefte dient allereerst het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen ten tijde van hun uiteengaan te worden bepaald. Het NBGI bestaat uit het netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen samen, eventueel inclusief kindgebonden budget.
De man en de vrouw zijn in augustus 2022 feitelijk uit elkaar gegaan.
Gebleken is dat beide partijen geen inkomen uit loondienst ontvangen, maar beiden aanzienlijk vermogen bezitten. De rechtbank gaat daarom uit van het maximale NBGI van
€ 6.000,- per maand in 2022. Gelet op dit NBGI en uitgaande van twaalf kinderbijslagpunten bedraagt de behoefte van de kinderen op basis van de tabel ‘eigen aandeel kosten van kinderen 2022’ voor drie kinderen uit het rapport € 1.575,- per maand. Geïndexeerd naar 2025 bedraagt de behoefte van de kinderen € 1.842,- per maand, te weten € 614,- per maand per kind.
De rechtbank zal daarbij rekening houden met de hoge kosten voor kinderopvang (op school), die in dit geval behoefteverhogend werken. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bedragen deze kosten € 740,- per maand per kind in 2025. De behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bedraagt daarmee in 2025 € 1.354,- per maand per kind.
Voor [minderjarige 3] bedragen de kosten voor kinderopvang (op school) € 1.655,- per maand in 2025. De behoefte van [minderjarige 3] bedraagt daarmee in 2025 € 2.269,- per maand.
Draagkracht
De behoefte van de kinderen moet door de ouders worden opgebracht naar rato van hun beider draagkracht. De financiële draagkracht van de ouders moet conform de aanbevelingen uit het rapport 2025 in beginsel worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI - (0,3 x NBI + 1.310)]. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om af te wijken van de formule, aangezien partijen geen inkomen uit loondienst ontvangen, maar beiden veel vermogen bezitten.
De rechtbank overweegt als volgt. Er is sprake van een co-ouderschapsregeling, waardoor kan worden gesteld dat iedere partij 35% van de behoefte van de kinderen aan verblijfskosten moet betalen. De overige 30% van de behoefte van de kinderen betreft de verblijfsoverstijgende kosten. Volgens de aanbevelingen van het rapport moeten partijen hieraan bijdragen naar rato van hun draagkracht. In het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van de vrouw heeft de man aangevoerd dat de vrouw een vermogen heeft van ongeveer vier miljoen euro en de man een vermogen van ongeveer drie miljoen euro. Op de zitting heeft de man gesteld dat hij een vermogen van vier miljoen euro heeft en dat de vrouw een vermogen van vijf miljoen euro heeft. De vrouw heeft op de zitting aangegeven dat haar vermogen anderhalf miljoen euro bedraagt en het vermogen van de man drie miljoen euro. De rechtbank constateert dat beide partijen hun vermogen niet met stukken hebben onderbouwd, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wat hun daadwerkelijke vermogen is. In ieder geval is komen vast te staan dat iedere partij minstens anderhalf miljoen euro aan vermogen bezit. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat beide partijen over voldoende vermogen beschikken om naast de helft van de verblijfskosten ook de helft van de verblijfsoverstijgende kosten te voldoen. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval beide partijen ieder voor de helft in de kosten van de kinderen moeten bijdragen. De rechtbank zal daarom geen door de één aan de ander te betalen bedrag aan kinderalimentatie vaststellen en de verzoeken van partijen hiertoe afwijzen.
Toegang cryptocurrency
De vrouw verzoekt de man te bevelen alle gegevens te verstrekken die nodig zijn om toegang te krijgen tot haar vermogen dat in cryptocurrency’s is ondergebracht. De man heeft op de zitting aangegeven dat hij alle gegevens heeft verstrekt aan de vrouw voor toegang tot haar vermogen. Volgens de man lijkt de vrouw te bedoelen dat hij haar vermogen voor haar moet beheren, wat hij eerder deed, maar wat hij niet meer wil doen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw, gelet op het verweer van de man, onvoldoende onderbouwd dat zij nu geen toegang heeft tot haar vermogen en daarvoor nog gegevens van de man nodig heeft, of welke gegevens daarvoor precies nog ontbreken. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vrouw afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt uit de ontbinding van het geregistreerde partnerschap tussen de man en de vrouw, aangegaan op [dag] 2011 in [plaats] ;
*
stelt vast dat de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum 3] 2022 in [geboorteplaats 2] ,
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
stelt als zorgregeling voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] vast dat:
  • iedere week van maandag 10.00 uur tot woensdag 10.00 uur de kinderen bij de vrouw zijn;
  • iedere week van woensdag 10.00 uur tot vrijdag 10.00 uur de kinderen bij de man zijn;
  • de kinderen om het weekend van vrijdag 10.00 uur tot maandag 10.00 uur wisselend bij de man en de vrouw zijn;
  • de schoolvakanties in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
*
verwijst partijen naar de voor hen bekende mediator om te werken aan de verbetering van hun onderlinge verstandhouding en communicatie en ook om te proberen hun geschil over de vakanties tot een oplossing te brengen;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, rechter, ook kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 augustus 2025.