In deze zaak heeft Noha Araman, verzoekster, een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 13 juni 2025 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 22 september 2025, waarbij verzoekster, haar gemachtigde mr. I.M. Zuidhoek, de gemachtigde van de minister mr. A.E. Geçer, en een tolk aanwezig waren. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, vastgesteld op € 907,-. De minister is veroordeeld tot betaling van deze kosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.