In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt beslist over de beroepen van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen, ingediend op 21 december 2022. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de eisers hun asielaanvraag hebben ingediend, maar dat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat de ingebrekestelling op 7 mei 2024 werd ingediend. Dit betekent dat de ingebrekestelling prematuur was en het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.