ECLI:NL:RBDHA:2025:17944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
NL25.29583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld dat is ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 19 juni 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen. Eiseres heeft de minister op 20 juni 2025 verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar de rechtbank concludeert dat de beslistermijn op 5 juli 2025 is verstreken. Eiseres heeft haar beroepschrift ingediend op 4 juli 2025, wat betekent dat het beroep prematuur is ingediend. Hierdoor is het beroep niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden aan eiseres. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29583

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
mede namens haar minderjarige kind:

[naam] , V-nummer: [nummer] ,

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 19 juni 2024.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. De minister moet uiterlijk binnen 6 maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. [3] Eiseres heeft de minister, met de brief van 20 juni 2025, door de minister ontvangen op 20 juni 2025, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [4] De termijn van twee weken vangt aan één dag na ontvangst van de brief waarin eiseres de minister heeft gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [5] In het geval van eiseres begon deze termijn op 21 juni 2025. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn daarom is verstreken op 5 juli 2025. Eiseres heeft het beroepschrift ingediend op 4 juli 2025. Het beroep is te vroeg en dus prematuur ingediend en voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. [6]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42 van de Vreemdelingenwet (Vw).
3.Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 4:17, derde lid, van de Awb.
6.Zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.