ECLI:NL:RBDHA:2025:17902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/09/685235 / JE RK 25-879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de hulpverlening aan de moeder

Op 11 september 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] heeft tijdens een eerdere zitting de kans gekregen om mee te werken aan de hulpverlening, maar heeft deze kans onbenut gelaten. De kinderrechter is daarom niet overtuigd dat de moeder in staat is om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen binnen een vrijwillig kader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling gehandhaafd, waarbij de uitvoering van de ondertoezichtstelling is verzocht te beleggen bij Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder eenhoofdig belast is met het ouderlijk gezag en dat [minderjarige] bij haar woont. De Raad heeft zorgen geuit over de thuissituatie van [minderjarige] en de ontwikkeling van het kind, vooral gezien de voorgeschiedenis van de moeder met eerdere hulpverlening. De kinderrechter heeft de feiten en de zorgen van de Raad in overweging genomen en geconcludeerd dat de moeder onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven en niet in staat is geweest om hulpverlening te organiseren.

De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden, met de uitvoering van de ondertoezichtstelling te belasten bij Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de voorkeur van de moeder voor deze instelling in overweging genomen, evenals de noodzaak voor betrokkenheid van een jeugdbeschermer om de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/685235 / JE RK 25-879
Datum uitspraak: 11 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.H.M. de Vries-Veringa uit Lisse.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 12 juni 2025 van de kinderrechter in deze rechtbank is de behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 12 juni 2025 en de daarin genoemde stukken;
- het aanvullende raadsrapport van 3 september 2025.
1.3.
Op 11 september 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.
1.4.
De moeder en haar advocaat zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder en haar advocaat wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden, is de moeder eenhoofdig belast met het ouderlijk gezag.
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad handhaaft het verzoek strekkende tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden en verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter zitting heeft de Raad het verzoek mondeling gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om de uitvoering van de ondertoezichtstelling te beleggen bij Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, locatie [plaats] , in plaats van bij Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, locatie Dordrecht.
3.2.
De Raad motiveert het verzoek als volgt. Gelet op de voorgeschiedenis van de moeder en de eerdere betrokkenheid van hulpverlening in het gedwongen kader bij de andere drie kinderen van de moeder, is het nodig om zicht te krijgen op de thuissituatie van de moeder en de ontwikkeling van [minderjarige] . De moeder geeft aan dat het goed gaat met [minderjarige] thuis, terwijl de Raad tegenovergestelde verhalen heeft gehoord van de grootmoeder moederszijde. De Raad is bezorgd dat de moeder terugvalt in oude patronen, waarin de moeder de hulpverlening afhoudt en het haar onvoldoende lukt om een veilige opvoedomgeving voor [minderjarige] te creëren. [minderjarige] is kwetsbaar gelet op haar jonge leeftijd en zij moet goed gestimuleerd worden in haar ontwikkeling. De afgelopen drie maanden is het niet gelukt om zicht te krijgen op de thuissituatie van de moeder en is gebleken dat de moeder niet eerlijk is geweest over het inschakelen van hulpverlening. De moeder geeft onvoldoende openheid van zaken en lijkt nog veel wantrouwen te hebben richting de hulpverlening. Hulp vanuit het wijkteam of Stevig Ouderschap is niet van de grond gekomen. De moeder heeft alleen vlak voor de zitting een aanmelding gedaan bij [zorginstantie 1] , maar deze hulp lijkt niet vanuit intrinsieke motivatie te zijn ingeschakeld. Het patroon moet doorbroken worden en de moeder moet worden versterkt in haar moederschap om zo een duurzaam veilige en stabiele opvoedomgeving voor [minderjarige] te creëren. Betrokkenheid van een jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk. Ter zitting heeft de Raad naar voren gebracht erg geschrokken te zijn van de houding van de beoogde gecertificeerde instelling en het niet eens te zijn met de gang van zaken. Om die reden vindt de Raad het passender om Stichting Jeugdbescherming west Zuid Holland, locatie [plaats] , met de uitvoering van de ondertoezichtstelling te belasten.

4.De standpunten

4.1.
Desgevraagd onderschrijft de gecertificeerde instelling de zorgen en het verzoek van de Raad, mede gelet op de voorgeschiedenis van de moeder en de eerdere betrokkenheid in het gedwongen kader bij de zus van [minderjarige] . De gecertificeerde instelling maakt hier wel de kanttekening bij dat zij zich als locatie, mede gelet op de reisafstand en het hulpverleningsaanbod in de regio [plaats] waar zij niet bekend mee zijn, niet geschikt vindt om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Om die reden lijkt het de gecertificeerde instelling passender om de locatie [plaats] te belasten met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
5.
De beoordeling
Mondeling gewijzigd verzoek van de Raad
5.1.
De kinderrechter constateert dat de Raad ter zitting het verzoek mondeling heeft gewijzigd. Het uitgangspunt is dat een mondeling gewijzigd verzoek slechts in behandeling kan worden genomen indien alle belanghebbenden ter zitting zijn verschenen. De moeder en de advocaat van de moeder zijn niet ter zitting verschenen. De kinderrechter ziet echter aanleiding om het mondeling gewijzigde verzoek van de Raad wel in behandeling te nemen, nu deze wijziging geen zodanige verandering aanbrengt dat dit in strijd moet worden geacht met de eisen van een goede procesorde. In dit licht weegt de kinderrechter mee dat de moeder expliciet tijdens de zitting van 12 juni 2025, bij monde van haar advocaat, te kennen heeft gegeven dat zij wil dat Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, locatie [plaats] , wordt belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , indien een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken. Ook blijkt uit het raadsrapport van 3 september 2025 dat de moeder in een telefoongesprek van 26 augustus 2025 tegen de raadsonderzoeker opnieuw ditzelfde standpunt heeft ingenomen. De kinderrechter zal het mondeling gewijzigde verzoek van de Raad daarom in behandeling nemen.
Inhoudelijke behandeling
5.2.
De kinderrechter is op basis van de stukken en de zitting van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.3.
In de beschikking van 12 juni 2025 heeft de kinderrechter de moeder een kans gegeven om hulpverlening te accepteren en openheid van zaken te geven, zodat een gedwongen kader niet nodig zou zijn. Gebleken is dat het de moeder binnen deze drie maanden niet is gelukt om hulpverlening zelfstandig te organiseren of te accepteren. De moeder lijkt de zorgen onvoldoende te (h)erkennen en zij geeft de Raad ook niet de gelegenheid om dit te verifiëren. De toezeggingen die de moeder tijdens de vorige zitting deed, is zij niet nagekomen. De moeder heeft het wijkteam niet benaderd voor een hulpvraag en hulpverlening vanuit Stevig Ouderschap heeft de moeder afgewezen. Daar komt bij dat er tegenovergestelde verhalen vanuit de moeder en de grootmoeder moederszijde worden verteld richting de hulpverlening. Volgens de grootmoeder moederszijde zou de moeder nog een groot beroep doen op de ondersteuning van de grootmoeder moederszijde in de verzorging van [minderjarige] en zou de moeder soms nog overbelast worden. Hoewel de kinderrechter de juistheid hiervan niet kan vaststellen vanwege het ontbreken van zicht op de thuissituatie, vormen deze verhalen op zichzelf al een reden om goed onderzoek te doen naar de thuissituatie en de belastbaarheid van de moeder.
5.4.
De moeder heeft haar kansen onbenut gelaten en de kinderrechter is er dan ook niet van overtuigd dat de moeder het binnen het vrijwillig kader lukt om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. [minderjarige] is gelet op haar zeer jonge leeftijd volledig afhankelijk van een beschikbare opvoeder. Ondanks dat er op dit moment geen zorgelijke kindsignalen bij [minderjarige] worden waargenomen bij het consultatiebureau en de kraamzorg, is het belangrijk dat een jeugdbeschermer betrokken raakt die toezicht houdt op de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] en die hulpverlening voor de moeder kan inzetten om haar te versterken in haar opvoedingsvaardigheden, door bijvoorbeeld het inzetten van opvoedondersteuning vanuit [zorginstantie 2] , en om de moeder ondersteuning te bieden op het gebied van financiën door het wijkteam. De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de verzochte duur van zes maanden.
5.5.
De kinderrechter zal Stichting Jeugdbescherming west Zuid Holland, locatie [plaats] , belasten met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , zoals door de Raad mondeling ter zitting is verzocht. De kinderrechter is onaangenaam verrast door het gewijzigde standpunt dat de gecertificeerde instelling ter zitting heeft ingenomen, dat haaks staat op alles wat er door een collega uit Dordrecht op de zitting van 12 juni 2025 naar voren is gebracht. Dit is niet goed voor het vertrouwen van de moeder in Jeugdbescherming West als hulpverlenende instantie. Omdat de moeder ook heeft aangegeven voorkeur te hebben voor Stichting Jeugdbescherming west Zuid Holland, locatie [plaats] , als een ondertoezichtstelling zou worden uitgesproken, wil de kinderrechter graag rekening houden met deze voorkeur van de moeder.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 11 september 2025 tot 11 maart 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2025 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.E. van Reisen als griffier, en op schrift gesteld op 23 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.