ECLI:NL:RBDHA:2025:17883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/09/686741 / KG ZA 25-561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorlopige hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in kort geding

In deze zaak, die op 13 augustus 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen de moeder en de vader van de minderjarige [minderjarige]. De ouders zijn van 2012 tot 2016 gehuwd geweest en hebben gezamenlijk gezag over hun kind, dat in 2013 is geboren. De moeder vordert dat de vader [minderjarige] binnen twee dagen na het vonnis bij haar thuis brengt, terwijl de vader in reconventie vraagt om de voorlopige hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen. De vader heeft zorgen geuit over de situatie van [minderjarige] bij de moeder, waaronder suïcidale gedachten van het kind. De voorzieningenrechter heeft de zorgen van de vader serieus genomen en verzocht om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk beslist dat [minderjarige] voorlopig bij de vader zal verblijven, totdat er in de bodemprocedure een definitieve beslissing is genomen. Tevens is er een regeling getroffen voor contact tussen [minderjarige] en de moeder in de zomervakantie en daarna.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/686741 / KG ZA 25-561
Vonnis in kort geding van 13 augustus 2025
in de zaak van
[de moeder]in [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. A.J.M. Vélu in Rotterdam,
tegen:
[de vader]in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.B. Sikkens in Hattem.
Partijen worden hierna respectievelijk ‘de moeder’ en ‘de vader’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, met eis in reconventie en producties;
- brief van 29 juli 2025, met producties, namens de vader;
- de op 29 juli 2025 overgelegde producties namens de moeder.
1.2.
[minderjarige] heeft zijn mening gegeven over de vorderingen in een gesprek met de voorzieningenrechter.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juli 2025, waarbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag,

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en dat wat op de zitting is besproken wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De moeder en de vader zijn gehuwd geweest van [datum 1] 2012 tot [datum 2] 2016. Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] . De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
2.2.
Bij beschikking van 10 februari 2016 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking.
2.3.
In het ouderschapsplan zijn de ouders – voor zover hier van belang – overeengekomen dat [minderjarige] :
- zijn hoofdverblijf heeft bij de moeder;
- bij de vader is drie weekenden van de maand van vrijdagmiddag 14.30 uur tot zondagavond 19.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt op [straatnaam] bij [treinstation] .
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 11 augustus 2017 van de rechtbank Overijssel is bepaald dat [minderjarige] , tot het moment waarop de rechtbank in de tussen de ouders aanhangige bodemprocedure definitief heeft beslist, voorlopig zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft. In de bodemprocedure is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder bepaald.
2.5.
In de meivakantie verbleef [minderjarige] bij de vader. De vader heeft [minderjarige] vervolgens op 28 april 2025 niet, conform de zorgregeling, teruggebracht naar de moeder. Sindsdien verblijft [minderjarige] bij de vader.
2.6.
Op 25 juli 2025 is de vader een bodemprocedure gestart voor wijziging van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling en voor vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] in de Basisregistratie Personen en op een school, onder zaak- en rekestnummer C/09/689167 / FA RK 25-5671.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De moeder vordert – zakelijk weergegeven – de vader te veroordelen om [minderjarige] binnen twee dagen na dit vonnis bij de moeder thuis te brengen op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat de vader dit nalaat, en om de vader te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Daartoe voert de moeder – samengevat – het volgende aan. De vader heeft [minderjarige] zonder opgaaf van redenen niet teruggebracht na de omgang. Er zouden volgens de vader ernstige zorgen zijn over [minderjarige] bij de moeder, maar de moeder betwist dit.
3.3.
De vader voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De vader vordert – zakelijk weergegeven – de voorlopige hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te bepalen, de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken onderzoek te doen naar de definitieve hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de moeder te veroordelen in de kosten van het geding.
3.5.
Daartoe voert de vader – samengevat – het volgende aan. De zorgen over [minderjarige] zijn in de loop van de jaren steeds verder opgebouwd. [minderjarige] heeft een aantal keren dingen moeten stelen van de moeder. Dit mocht hij niemand vertellen, anders zou hij naar een pleeggezin worden gebracht, zo had de moeder hem verteld. Ook is [minderjarige] mishandeld door de (inmiddels ex-)vriend van de moeder. Daarnaast moest [minderjarige] zorgtaken van de moeder voor zijn twee halfbroertjes overnemen, waardoor hij zelf regelmatig te laat op school kwam. Verder was de moeder regelmatig in de avond en/of de nacht van huis, waarbij van [minderjarige] werd verwacht dat hij op zijn halfbroertjes zou passen. Van deze situatie werd [minderjarige] steeds ongelukkiger, wat er ook toe heeft geleid dat hij suïcidale gedachten heeft (gehad). Toen [minderjarige] in de meivakantie langere tijd bij de vader was kwam hij tot rust en heeft hij dit allemaal aan de vader verteld. De vader heeft toen besloten om als noodmaatregel voorlopig [minderjarige] bij zich te houden. Hij is inmiddels een bodemprocedure gestart voor definitieve wijziging van de hoofdverblijfplaats. Vanwege de zorgelijke situatie van [minderjarige] bij de moeder acht de vader het raadzaam dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek doet en advies uitbrengt over de opvoedsituatie bij de vrouw en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] .
3.6.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Aangezien de vorderingen van de ouders nauw met elkaar samenhangen worden ze hierna gezamenlijk besproken.
in conventie en in reconventie
Spoedeisendheid
4.1.
Deze zaak heeft een spoedeisend karakter nu er op dit moment, ondanks dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder is, al enkele maanden geen contact is tussen hem en de moeder. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de moeder en de vader dan ook inhoudelijk behandelen.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De vader heeft zowel in de stukken als op de zitting zijn zorgen geuit over wat [minderjarige] heeft meegemaakt bij de moeder. Er zijn door [minderjarige] zorgelijke (suïcidale) uitspraken gedaan. De moeder heeft de meeste beschuldigingen van de vader betwist, maar zij heeft wel erkend dat zij [minderjarige] en zijn twee halfbroertjes van zes en zeven jaar wel eens ’s avonds alleen heeft gelaten.
4.3.
De voorzieningenrechter acht [minderjarige] ’s situatie erg zorgelijk. Los van het betoog van de vader heeft [minderjarige] aan de voorzieningenrechter verteld dat hij bij zijn moeder, terwijl hij in zijn bed lag, twee keer suïcidale gedachten heeft gehad waarbij hij dacht aan het springen van een flat. De voorzieningenrechter concludeert dat er sprake is van een zeer zorgelijke situatie en een signaal dat er iets niet goed gaat met [minderjarige] . De voorzieningenrechter verzoekt daarom de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek te doen naar de veiligheid van [minderjarige] bij zijn moeder en de rechtbank in de bodemprocedure van partijen bij deze rechtbank te adviseren. De Raad voor de Kinderbescherming wordt verzocht om in dit onderzoek mee te nemen welke hoofdverblijfplaats en welke zorgregeling in het belang van [minderjarige] zijn.
4.4.
Gezien het voorgaande en het feit dat [minderjarige] zich nu bij zijn vader fijn voelt, acht de voorzieningenrechter het in het belang van [minderjarige] om zijn voorlopige hoofdverblijfplaats bij de vader te hebben. De voorzieningenrechter zal de vordering van de vader hiertoe dan ook toewijzen.
4.5.
Op de zitting hebben de ouders afgesproken dat de moeder en [minderjarige] in de zomervakantie wekelijks een dag iets leuks gaan doen buiten de woning van de moeder. De voorzieningenrechter zal deze afspraak van de ouders opnemen in dit vonnis. Daarbij zal de voorzieningenrechter bepalen dat zodra [minderjarige] naar school gaat, hij voorlopig om de week een dag in het weekend met de moeder zal zijn.
Proceskosten
4.6.
In de omstandigheid dat het hier om een familierechtelijke procedure gaat, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , tot het moment waarop de rechtbank in de tussen de ouders aanhangige bodemprocedure onder zaak- en rekestnummer C/09/689167 / FA RK 25-5671 definitief heeft beslist, voorlopig zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
5.2.
bepaalt dat [minderjarige] in de zomervakantie wekelijks een dag iets leuks gaat doen met de moeder buiten haar woning, en dat zodra [minderjarige] naar school gaat hij voorlopig om de week een dag in het weekend met de moeder zal zijn;
5.3.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het in 4.3 omschreven doel en daarover aan de rechtbank en partijen in de bodemprocedure tussen partijen onder
zaak- en rekestnummer C/09/689167 / FA RK 25-5671te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [telefoonnummer 1] (advocaat moeder) en [telefoonnummer 2] / [telefoonnummer 3] (advocaat vader);
5.4.
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Witteman en in het openbaar uitgesproken op
13 augustus 2025.
PMA