3.1Subsidiair meent eiser dat hij met de documenten die eiser tijdens beroep heeft overlegd voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de biologische vader is van een Nederlands kind welke hij binnen afzienbare tijd zal erkennen, en het bestreden besluit daarom niet in stand kan blijven. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de complexiteit van de gezinssituatie alsmede de moeilijkheden om bewijs van erkenning te verkrijgen in combinatie met het reeds overlegde bewijs en alle inspanningen die eiser heeft gepleegd om via alternatieve wegen de erkenning geregeld te krijgen. Deze omstandigheden hadden subsidiair aanleiding moeten zijn voor verweerder om af te zien van haar beleid in paragraaf C2/5 Vc. Eiser heeft het inmiddels verkregen positief DNA-resultaat, de originele vertaalde ID-documenten en verschillende bewijsmiddelen overlegd.Tijdens de nieuwe erkenningsafspraak op 27 juni 2025 heeft de gemeente eiser opnieuw geweigerd zijn kind te laten erkennen. De door eiser overlegde e-mail van de gemeente bevestigt de onmogelijke (catch-22) bewijssituatie waar eiser zich in bevindt. Gelet hierop alsmede op het feit dat eiser alles heeft gedaan om bewijs te verkrijgen en te overleggen om zijn vaderschap te onderbouwen, zou eisers overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigen in de zin van paragraaf C2/5 Vc. Eiser is van mening dat hij onder deze omstandigheden voldoet aan het beleid van verweerder in IB 2021/33 dan wel sprake is van een dusdanig bijzondere situatie in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening dat verweerder eisers asielaanvraag aan zich moet trekken. Het is – gezien de lastige gezinssituatie – in het belang van eisers gestelde kind dat eiser in Nederland kan blijven. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit miskend, in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Eiser stelt zich op het standpunt dat daarmee sprake is van een bijzondere situatie op grond van artikel 17 van de Dublinverordening en hij voldoet aan de voorwaarden in het beleid van verweerder in IB 2021/33, dan wel dat verweerder nader onderzoek moet doen naar de afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn kind.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoefde te nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank geeft eiser gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
Artikel 17 van de Dublinverordening
6. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, kan elke lidstaat
besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan
van een derde land te behandelen, ook al is die lidstaat daartoe op grond van de in de
verordening neergelegde criteria niet verplicht. Volgens paragraaf C2/5 van de
Vreemdelingencirculaire 2000 maakt verweerder van zijn bevoegdheid om een verzoek om
internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening
in ieder geval gebruik als bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht
van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale
bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. Zoals de
Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 25 februari 2025is het aan verweerder
om te beoordelen of in het geval van een vreemdeling sprake is van zodanige bijzondere
individuele omstandigheden dat de overdracht van een onevenredige hardheid getuigt.