ECLI:NL:RBDHA:2025:17840
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in een schuldregeling
In deze zaak heeft de heer [verzoeker] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan mevrouw [verweerster 1], die niet akkoord ging met zijn schuldregeling. De heer [verzoeker] heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 89.257,78 aan 41 schuldeisers, en heeft een voorstel gedaan waarbij hij een deel van de vorderingen zou voldoen en het restant zou laten kwijtschelden. Mevrouw [verweerster 1] heeft echter geweigerd in te stemmen met dit voorstel, wat de heer [verzoeker] ertoe heeft aangezet om de rechtbank te verzoeken haar dwingend te laten meewerken aan de regeling. De rechtbank heeft op 25 september 2025 het verzoek afgewezen, omdat de belangenafweging uitwees dat het niet onredelijk was dat mevrouw [verweerster 1] haar instemming had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de vordering van mevrouw [verweerster 1] met 51,14% van de totale schuldenlast aanzienlijk was en dat de heer [verzoeker] onvoldoende argumenten had aangedragen om aan te tonen dat zijn belang of dat van de andere schuldeisers zwaarder woog. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) in een apart vonnis zal worden behandeld.