In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 september 2025, wordt de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiser, afkomstig uit Somalië, behandeld. Eiser had op 23 juli 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, alsook een verzoek om heroverweging van eerdere besluiten met betrekking tot zijn asielaanvragen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 16 april 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, wat eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen tegen dit besluit. De rechtbank heeft op 31 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigden en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een verhoogd risico loopt op willekeurig geweld in Somalië, en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een heroverweging van eerdere besluiten rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven en dat het verzoek om heroverweging van eerdere besluiten ongegrond is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn persoonlijke omstandigheden hem in een kwetsbare positie plaatsen die een asielvergunning rechtvaardigt. De rechtbank wijst erop dat de minister terecht heeft gesteld dat de situatie in Mogadishu niet zodanig is veranderd dat dit aanleiding geeft tot heroverweging van de eerdere besluiten. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.