Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
verzoekster,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. P.M.A.F. Peutz,
verweerster,
gemachtigde: mr. E. Spijer.
1.Procedure
- het verzoekschrift van 7 oktober 2024 met producties 1 t/m 10;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, van 15 november 2024 met producties 1 t/m 16;
- de nadere producties 11 en 12 van [de vrouw] , binnengekomen op de griffie op 20 november 2024;
- de op de zitting voorgedragen pleitnota van Westflex.
2.Feiten
“[…].
Naar onze mening kunnen uw problemen alleen maar groter worden mocht de klant (het bedrijf waar u nu werkt geen gebruik van uw diensten meer willen maken door afwezigheid/zonder het eerst vinden van oplossingen.)
Stand van zaken:
Na ons gesprek heb ik met[de coördinator van [de vrouw] ]
gesproken en die heeft met[de inlener van [de vrouw] ]
een en ander besproken. Ik wil je heel graag hieronder de mail van[de inlener]
sturen, waar voor mij uit blijkt dat hij je heel graag terug wil als medewerker en je wil helpen.[De inlener]
hoopt dat je je met deze oplossing weer veilig voelt en weer snel terugkeert naar je eigen werk.
Vanaf 1 augustus wordt je weer op het werk verwacht.[…].
Zoals besproken mocht er weer wat voorvallen of er toch weer samengewerkt moet worden met deze dame, verzoeken wij jou ons zo snel mogelijk te informeren.”
Over[ [de vrouw] ]
en haar ruzie met[…]
[naam 2] . Mevr [naam 2] is overgeplaatst naar een andere locatie waar zij niet in aanraking kan komen met mevr [de vrouw] . Het is voor mevr [de vrouw] geheel veilig om te komen werken zonder enig contact.[…].”
Zoals eerder vermeld tijdens ons gesprek bij Arbo.nu. Is starten geen keuze, volgens de bedrijfsarts bent u niet arbeidsongeschikt.
Ik heb op dinsdag 30-7 een gesprek met mevrouw gehad. Daarin heb ik aangegeven dat mevrouw eigenlijk vanaf 5-8 weer terug kon naar werk. Ook aangegeven dat klant ging zorgen dat ze terug kon. Ze wilde niet terug. Ik heb toen nog aangegeven dat ze dan in ieder geval bij RC Westland ging beginnen en ik met de werkgever zou bekijken of er elders nog werk was. Daarna gaf ze aan naar het UWV te willen. Ik vroeg haar of ze hiermee een VSO bedoelde. Dat was zo. Zij had een eigen tolk bij zich die alles heeft vertaald.[…].”
Tot op heden heeft u niet uw werk hervat en u geeft ook aan dit niet te gaan doen. De door ons gestuurde waarschuwingsbrieven hebben u ook niet bewogen om uw werkzaamheden weer op te gaan pakken. Wat ons betreft is er sprake van werkweigering cq. onwettig verzuim.
Mocht u niet kunnen op voorgestelde dag en/of tijdstip verzoek ik u een tegenvoorstel te doen.
Naar aanleiding van uw mail wil ik u via deze weg laten weten dat ik vrijdag 16 augustus niet in staat ben om langs te komen, gezien mijn gezondheidssituatie. Graag zou ik allereerst de aard en de inhoud van het gesprek willen weten. Zouden jullie dit mij via de mail willen laten weten. Mijn tegenvoorstel zou zijn, een nieuwe telefonische afspraak op 23 augustus om 10:00 uur.”
3.Verzoek, tegenverzoek, grondslag en verweer
4.Beoordeling
goede afspraken met werkgever (om een veilige situatie op de werkvloer te creëren voor betrokkene)”. Westflex heeft voldoende onderbouwd dat zij daadwerkelijk maatregelen heeft genomen om die veilige situatie voor [de vrouw] te creëren, in ieder geval door haar de mogelijkheid te bieden haar werkzaamheden te hervatten bij een andere inlener, waar zij niet in contact zou komen met de collega waarmee zij een conflict heeft. [de vrouw] voert aan dat zij daar per 5 augustus 2024 om medische redenen nog altijd niet toe in staat was, maar nu deze verhindering door Westflex wordt betwist had het op grond van artikel 7:629a lid 1 BW op haar weg gelegen om een deskundigenoordeel van het UWV in te brengen waar deze verhindering uit blijkt. Dat heeft zij niet gedaan, zodat de kantonrechter op dat punt uitgaat van het oordeel van de bedrijfsarts. Verder is door Westflex voldoende gesteld en onderbouwd dat zij [de vrouw] onverwijld van de loonstop en de redenen daarvoor op de hoogte heeft gebracht. Het beroep van Westflex op de loonstop slaagt daarom, zodat het verzoek tot betaling van achterstallig salaris in beginsel moet worden afgewezen.
het niet reageren, of het niet verschijnen” beschouwd zou worden als een afwijzing van het voorstel waaraan conclusies worden verbonden. [de vrouw] heeft vervolgens aan Westflex een concreet tegenvoorstel gedaan voor een andere dag en tijdstip. Daarmee heeft [de vrouw] gedaan wat in de brief van 14 augustus 2024 van haar gevraagd werd. Gelet op het feit dat reeds een loonstop aan [de vrouw] was opgelegd, had het op de weg van Westflex gelegen om te onderbouwen waarom er per 16 augustus 2024 noodzaak bestond om over te gaan tot de verdere (meest verstrekkende) sanctie van een ontslag op staande voet. Westflex heeft echter geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij gedurende de loonstop niet kon wachten tot de latere door [de vrouw] voorgestelde datum van 23 augustus 2024. Een dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW is dan ook niet gebleken. Daarmee staat vast dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Hieruit volgt dat de tegenverzoeken van Westflex worden afgewezen. Of de redenen voor het ontslag onverwijld aan [de vrouw] zijn medegedeeld, kan in het midden blijven.
ernstigverwijtbaar is. Daarbij weegt mee dat Westflex op de zitting niet heeft weersproken dat de houding van [de vrouw] mede is ingegeven door het feit dat Westflex naar aanleiding van een eerder geweldsincident tussen [de vrouw] en de betreffende collega in 2023 niet adequaat heeft opgetreden, doordat zij [de vrouw] ondanks toezeggingen toch binnen korte tijd weer met deze collega heeft laten samenwerken. Dat [de vrouw] onvoldoende vertrouwen had in de door Westflex getroffen maatregelen naar aanleiding van het incident in juli 2024 om op haar werk te verschijnen, kan haar in het licht van die eerdere gebeurtenis dan ook niet ernstig worden verweten. Westflex heeft verder niet gesteld waar het ernstig verwijtbaar handelen van [de vrouw] volgens haar nog meer uit zou bestaan. Westflex is dan ook een transitievergoeding aan [de vrouw] verschuldigd. Nu Westflex verder geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de verzochte transitievergoeding, wordt het verzochte bedrag van € 8.284,29 bruto toegewezen.